e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winnen afbouwen: af˱bǫwǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Maurits]), āfbowǝ (Kelmis), afpijleren: afpęjlǝrǝ (Zie mijnen  [(Maurits)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), afstreben: āfštrēbǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Emma, Maurits] [Domaniale]), gewinnen: gewänne (Eupen, ... ), gəweͅnə (Montzen), je(w)une (Vaals), jewEne (Kerkrade), jewenne [jəwenə} (Gemmenich), Inf.; - gewon (won), gewone (gewonnen).  gəweͅ.nə (Montzen), Inf.; - gewon (won), gewonne (gewonnen).  gewenne (Eupen), Inf.; - gewun (won), gewune (gewonnen).  gəweͅnə (Welkenraedt), Inf.; - gewwên (won), gewwênnen (gewonnen).  gewènnen (Henri-Chapelle), Inf.; - jewonn (won), jewonne (gewonnen).  jewinne (Kelmis, ... ), jəwēnnə (Eynatten), Inf.; - jewun (won), jewonne (gewonnen).  jəwĕnə (Raeren), Weë nuus riskeert, jewint nuus.  jewinne (Kerkrade), kolen delven: kǭlǝ dɛlvǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]), kolen uithalen: koalǝ ūthǭlǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Domaniale]), kolen winnen: koalǝ wenǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]), ontginnen: ont˲genǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), ontkolen: ǫntkǭlǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), vorderen: vø̄dǝrǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), vø̜dǝrǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Laura, Julia]), vø̜rdǝrǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Julia]), vortstreben: vutštrēbǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), winnen: (w)aene (Herk-de-Stad, ... ), (w)eene (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), (w)eenen (Hamont, ... ), (w)eenje (s-Herenelderen), (w)Ene (Borgloon, ... ), (w)EnE (Ophoven), (w)Ene (Ordingen, ... ), (w)ine (Afferden, ... ), veͅnə (Bilzen), waenen (As), waenne (Baelen), waennen (Diepenbeek, ... ), waĕnne (Maaseik), waĕnnen (Hasselt), waine (Eisden), wainnen (Spalbeek), we`nə (Tongeren), weeine (Nieuwerkerken), weenne (Werm), weennen (Beverst, ... ), wena (Tongeren), wene (Bilzen, ... ), wenen (Koninksem), wenne (Bevingen, ... ), wennen (Borlo, ... ), wennə (Beverlo, ... ), wennən (Lanaken), wenǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Maurits]), wenə (Alt-Hoeselt, ... ), wenən (Bree, ... ), weyne (Ulbeek), weïne (Koninksem), weənne (Hoepertingen), wēnnen (Neeroeteren), wēͅnnen (Diepenbeek), wēͅnə (Mechelen-aan-de-Maas), wĕĕne (Genoelselderen), wĕĕnnə (s-Herenelderen), wĕnne (Opitter), wĕnnen (Vlijtingen), wĕnnə (Lozen, ... ), wĕnə (Koersel), weͅne (Bilzen), weͅnnə (Herk-de-Stad, ... ), weͅnə (As, ... ), weͅnə(n) (Opglabbeek), weͅnən (Bocholt, ... ), wi:nne (Roermond), win(ne)n (Hamont), wine (Maastricht, ... ), winne (Beverlo, ... ), winne(n) (Tessenderlo), winnen (As, ... ), winnə (Beverlo, ... ), winə (Beringen, ... ), winən (Kerkrade), wīnne (Beringen), wĭnən (Eksel), wi̯nə (Genk, ... ), woenə (Maaseik), wōēnə (Opglabbeek), wänne (Aubel, ... ), wännə (Kanne), wännən (Zonhoven), wänə (Kortessem, ... ), wène (Berbroek, ... ), wènne (Echt/Gebroek, ... ), wènne(n) (Genk), wènnen (Rekem, ... ), wènnë (Hoeselt), wèṇ (Zonhoven), wèènne (Millen), wéjne (Borgloon), wéne (Rutten), wénne (Sint-Huibrechts-Hern), wénnë (Tongeren), wénə (Montzen), wênne (Gronsveld), wênnen (Bilzen, ... ), wìnnen (Widooie), wənne (Hasselt, ... ), wənnen (Kleine-Brogel), wənnən (Hoeselt), wɛnnə (Neerglabbeek), wɛnnən (Rotem), wɛnə (Rekem, ... ), ai als in Fr. lait  wainnen (Herk-de-Stad), Alleen win - won - gewonnen genoteerd.  / (Paal), de schwa staat tussen haakjes  wenən (Kwaadmechelen), Deë nit riskeert, deë nit wint.  winne (Kerkrade), doffe i  winne (Kerkom), e is i-achtig!  wĕnə (Herk-de-Stad), Fr. est  wènne (Stevoort), ie [sic] kort  winnen (Bos), Met streepje boven de n.  wen (Zonhoven), NB gewîn: winst.  winnen (Eksel), Ook bevrucht worden.  winne (Tungelroy), Op de loterij winnen; de koers winnen.  wènə (Niel-bij-St.-Truiden), puntje onder de e  wenə (Berg, ... ), Sub "Sterke werkwoorden".  wènnen (Uikhoven), Tegengestelde: verspeulen.  wìnnen (Geistingen) (Vervoegingen): [Winnen]. || 1. Gewinnen, siegen. || 1. Overwinnen, zegevieren. || 1. Winnen. || [1]. Winnen. || [Winnen]. || benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Een steenkoollaag ontginnen. [N 95, 201; monogr.; Vwo 28; Vwo 562; Vwo 863; div.] || Gewinnen. || Het gesteente voor de ertswinning neerhalen door schieten, boren, hakken enz. De winning was het werk van de houwer. [monogr.] || I. Winnen. || II. [Winnen]. || III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)] || winnen [GTRP (1980-1995)] || Winnen, "gewinnen". [ZND m] || Winnen. [Willems (1885)], [ZND A1 (1940sq)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || Winnen: 1. [Winnen]. || Winnen: 1. Winnen. || Winnen: winnen. || Winnen; wensen. II-4, II-5, III-3-2