e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zaadeg [eg]: [eg] (Aalst  [(driehoekig)]  , ... ), [eg] met korte tanden: [eg] męt kǫrtǝ tan (Meerssen), [eg] voor te zaaien: [eg] ˲vø̜r (ʔ)ǝ zē̜ǝ (Sluizen  [(driehoekig)]  ), [eg] ˲vø̜r tǝ zɛ̄ǝ (Heks), afsloper: ǭfslø̄pǝr (Overrepen  [(achterstevoren)]  ), botte [eg]: bǫtǝ [eg] (Lommel), een [eg] van terugge: ǝn [eg] ˲van trøqǝ (Eijsden), fijne [eg]: fē̜n [eg] (Zepperen  [(driehoekig, 23 tanden)]  ), fē̜ǝn [eg] (Ordingen  [(driehoekig, 23 of tanden)]  ), grein[eg]: grē̜ǝn[eg] (Groot-Gelmen  [(driehoekig, later ook vierkant)]  ), grɛ̄n[eg] (s-Herenelderen  [(vierkant, klein)]  ), grooteg: gruu̯t[eg] (Alken  [(driehoekig, 21 tanden)]  ), grő̜u̯t[eg] (Kozen  [(driehoekig)]  ), hout[eg]: [houteg] (Achel  [(vierkant)]  , ... ), houten [eg]: [houten eg] (Kanne  [(driehoekig)]  , ... ), houteren [eg]: [houteren eg] (Helchteren  [(vierkant)]  , ... ), ijzeren [eg]: [ijzeren eg] (Baarlo, ... ), ketting[eg]: [kettingeg] (Hasselt), kleine zaad[eg]: klē̜nǝ zǭt˱[eg] (Ottersum  [(enkelvoudige eg)]  ), korte [eg]: kǫrtǝ [eg] (Venray), land[eg]: lānt˱[eg] (Neerpelt), onder[eg]: ǫndǝr[eg] (Kerkhoven), pin[eg]: [pineg] (Ransdaal), s-[eg]: [S-eg] (Lottum, ... ), scherp[eg]: sxęrǝp[eg] (Paal  [(vierkant)]  ), sxɛ.rǝp[eg] (Koersel  [(vierkant, ook trapeziumvormig)]  ), sleep[eg]: slē̜.p[eg] (Heusden  [(vierkant, vroeger)]  , ... ), slē̜p[eg] (Heppen  [(trapeziumvormig, achterstevoren indien schuin getand)]  ), slē̜ǝp[eg] (Berverlo  [(trapeziumvormig, met houten tanden)]  ), sleur: slø̜̄i̯ǝr (Tessenderlo), sleur[eg]: slø̄r[eg] (Berverlo, ... ), slø̜̄r[eg] (Kwaadmechelen  [((trapeziumvormig)]  , ... ), slø̜i̯ǝr[eg] (Kwaadmechelen, ... ), stuik[eg]: stø̜̄.k[eg] (Stevoort), stōk[eg] (Stokrooie), stǭ(u̯).k[eg] (Stokrooie  [(vierkant, met de tanden achterwaarts gericht)]  ), stǭ.k[eg] (Heusden  [(vierkant, vroeger)]  , ... ), stǭ.k˱[eg] (Houthalen  [(vierkant, van hout)]  ), terugwaartse [eg]: trøkwǭšǝ [eg] (Einighausen), trøkǭrsǝ [eg] (Urmond  [(om rogge en tarwe in te eggen)]  ), vaste [eg]: vā.sǝ [eg] (Piringen), vierkantige [eg]: [vierkantige eg] (Berverlo, ... ), vierkantige scherp[eg]: [vierkantige scherpeg] (Beringen, ... ), vol[eg]: vǫl[eg] (Einighausen  [(driehoekig, 22 houten tanden)]  , ... ), voorwaartse [eg]: vø̄rwartsǝ [eg] (Munstergeleen), vø̄rǭrsǝ [eg] (Urmond  [(voor het ineggen van haver)]  ), vruchten[eg]: vrextǝ[eg] (Meeuwen  [(vierkant)]  ), vrøxtǝ[eg] (Neerpelt  [(geheel van hout)]  ), zaad[eg]: zat˱[eg] (Lottum), zot˱[eg] (Genk), zuǝt[eg] (Wimmertingen  [(driehoekig, 21 tanden)]  ), zó̜t˱[eg] (Meijel), zō ̝ǝt˱[eg] (Houthalen  [(vierkant)]  , ... ), zōt˱[eg] (Heesveld-Eik), zōǝt˱[eg] (Beek  [(vierkant)]  , ... ), zǫt˱[eg] (Mechelen), zǭ ̝ǝt˱[eg] (Bocholtz, ... ), zǭt˱[eg] (Aijen  [(vierkant, van hout, 20-30 tanden; later een 4-delige koppeleg)]  , ... ), zǭǝt˱[eg] (Achel  [(vierkant, van hout)]  , ... ), zaadeegjes: zǭt˱ē̜xskǝs (Boekend), zaadegen: zǭt˱ē̜gǝ (Kronenberg), zǭt˱ē̜x (Ottersum), zaadegjes: zǭt˱ęxskǝs (Broekhuizen), zaai-egjes: zǭi̯ęxskǝs (Horst  [(4 naast elkaar)]  ), zaai[eg]: zeęi̯[eg] (Berg), zeǝi̯[eg] (Stein  [(driehoekig, met kortere 20 tanden dan de stoppeleg)]  ), zi(i̯)[eg] (Gronsveld), ziǝi̯[eg] (Beek), zø̄ [eg] (Wintershoven  [(driehoekig)]  ), zā[eg] (Rijkhoven  [(driehoekig)]  ), zē[eg] (Einighausen  [(vierkant, van hout, 24 tanden)]  , ... ), zēǝ[eg] (Munstergeleen), zē̜[eg] (Lummen  [(vierkant, houten tanden, vroeger ook driehoekig)]  , ... ), zęi̯[eg] (Dilsen  [(vierkant)]  ), zī[eg] (Bemelen, ... ), zīi̯[eg] (Geulle  [(19 of 21 tanden)]  , ... ), zīǝ[eg] (Heerlen, ... ), zō[eg] (Duras  [(driehoekig)]  , ... ), zǭi̯[eg] (Leopoldsburg  [(vierkant)]  , ... ), zɛi̯[eg] (As, ... ), zɛ̄ ̝[eg] (Gors-Opleeuw  [(driehoekig)]  , ... ), zɛ̄[eg] (Berbroek  [(vroeger driehoekig, 15-23 tanden)]  , ... ), zɛ̄i̯[eg] (Gennep, ... ), zigzag: [zigzag] (Bocholt, ... ), zigzag[eg]: [zigzageg] (Maaseik, ... ) Met zaadeg wordt de eg bedoeld waarmee men het (meestal met de hand) gezaaide graan in de aarde werkt. Daarvoor had men vroeger vaak een aparte driehoekige, vierkante of trapeziumvormige houten eg, die later geheel in ijzer was uitgevoerd. Als zaadeg werd in latere tijden een combinatie van 3 of 4 eggetjes gebruikt. Als men voor de verschillende egwerkzaamheden maar één eg ter beschikking had, spande men deze bij het ondereggen van zaak "bot" aan. Voor zover er bijzonderheden omtrent de vorm (‚àÜ, vierkant, –î ), het materiaal en het aantal tanden van deze eg werden opgegeven, zijn deze achter de betrokken plaatsnummers vermeld. Voor zaadeg opgegeven benamingen die meer op de vorm van deze eg wijzen of op het materiaal waaruit deze vervaardigd is, zijn aan het einde van het lemma geplaatst. Wat bedoeld wordt met ''eg'' en ''eg'' is aangegeven in de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 71; N 11A, 159; N J, 10 add.; N P, 15 + 16 add.; A 13, 16b; div.; monogr.] I-2