31708 |
zaagstelling |
kraanraamstelling:
krānrāmstɛleŋ (L266p Sevenum),
schragen:
šrāgǝ (L417p As, ...
L385p Sint Odilienberg,
Q015p Stein),
stelling:
stęleŋ (Q071p Diepenbeek),
zeegkuil:
zēxkawl (Q162p Tongeren),
zēxkoal (Q071p Diepenbeek),
zē̜xkul (L417p As, ...
Q101p Valkenburg),
zē̜xkǫwl (Q003p Genk)
|
In het algemeen de houten stelling waarop vroeger een stam tot planken werd gezaagd. Zie ook afb. 8. Er bestonden twee uitvoeringen van de zaagstelling. Het eerste type stond vast in de grond boven een kuil en was soms met een afdak overdekt. Het tweede type bestond uit twee manshoge, verplaatsbare schragen met in de hoogte verstelbare dwarsbalken. Zie afb. 7. Zie voor het woordtype schragen ook Limburgs Idioticon, pag. 226 s.v. ɛschraafɛ en ɛschraafhoutɛ, ø̄hout met kotter in, bij de zagers gebruikt. Geh. Beringenø̄.' [N 50, 24; N 50, 25a; N 50, 26a; monogr.]
II-12
|