19525 |
zoutpot |
zoutkroeg:
a: is geen fringsteken maar RND
zātkrūx (P222p Opheers),
m.
zāt⁄krōx (K361a Boekt/Heikant),
zoutpot:
zātpoͅt (L355p Peer),
#NAME?
zuitpot (K314p Kwaadmechelen),
algemeen, verder: toebakspot, zawtpot, boterpötje
zau̯tpoͅt (Q032a Puth),
m.
zātpoͅt (Q156p Borgloon),
zōətpoͅt (Q156p Borgloon),
m. mv. p#t\\
zātpoͅt (P048p Halen),
Veelal is dit een Keulse pot
zâltpot (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen),
zie tekening
zòtpot (L288a Ospel),
zoutpot
zātpoͅt (Q156p Borgloon),
zouttromp:
zau̯ttromp (L424p Meeswijk),
zoutvat:
zaajtvaat (Q095p Maastricht),
zaaltpot (L159a Middelaar),
zuitvat (K314p Kwaadmechelen)
|
houten bak waarin het zout bewaard wordt in de keuken || pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || zoutpot
III-2-1
|