22907 |
zweefmolen |
kettelmolen:
kèttelmuile (P176p Sint-Truiden),
kettelschokjes (mv.):
kèttëlsjùkskës (Q077p Hoeselt),
kettencarrousel:
`ke.təkarəsɛl (Q251p Gemmenich),
kettekaretsel (Q211p Bocholtz, ...
Q116p Simpelveld),
kettekarresel (Q121p Kerkrade),
Zie ook: zjweëfmüele.
kettekarosel (Q113p Heerlen),
kettingmolen:
[Met afbeelding pag. 88].
kètt`ngmuuële (L317p Bocholt),
Doo stùne twie"kèttingmeules ùp-e kèr"mis.
kèttingmeule (K318p Beverlo),
schipschokkel:
NB sjif: schip.
sjifsjokkel (Q121p Kerkrade),
schokjes (mv.):
Sub zwïnskës: Syn. sjùkskës (van sjòk).
sjùkskës (Q162p Tongeren),
schokkeltjes (mv.):
[...] Op het kermisterrein vond men Klets-Jeube (klets-Jozef) met "zie kerreselke"en Hinzen met zijn "sjuugkelkes". Enige jaren later kwam daarbij Hoefnagels met zijn grote kerresel en met zijn kittingkerresel (kettingdraaimolen). [...]
sjuugkelkes (L330p Herten (bij Roermond)),
Zn. o.
sjugkelkes (L330p Herten (bij Roermond)),
sladderbakjes (mv.):
Sub sladder.
sladderbékskes (Q013p Uikhoven),
slingercanap:
slingerkannepee (L271p Venlo),
slingermolen:
sjlyngermuüle (Q193p Gronsveld),
Zie sladder.
slingermeulen (Q013p Uikhoven),
zweefcarrousel:
zjweefkerresel (L331p Swalmen),
zweefmolen:
Zie ook: kettekarosel.
zjweëfmüele (Q113p Heerlen),
zwengeltjes (mv.):
zwingelkes (Q071p Diepenbeek, ...
Q086p Eigenbilzen),
NB zwingele: zwieren.
zwingelkes (Q003p Genk),
zwenkertjes (mv.):
zwienkerkes (Q071p Diepenbeek),
zwensjes (mv.):
Syn. sjùkskës (van sjòk).
zwïnskës (Q162p Tongeren),
zwiermolen:
Van zwieren: zich om iets draaiend voortbewegen.
zwīərmølən (K278p Lommel),
zwik:
M. Verhoeven, De schommel in de Zuid- en Noordnederlandse dialecten. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Leuven 1963, pag. 88: zwik zal wel als verbaalnomen bij zwikken in verband te brengen zijn met de Igm. wortel svek als intensiefformatie.
zwek (L424p Meeswijk),
Meestal dim. mv. zwikkerkes: ènne zwikkerkes zitte.
zwik (Q001p Zonhoven),
zwikjes (mv.):
Hèt dje al inne zwikskes gezeëte?: Hebt ge al in de zweefmolen gezeten?
zwikskes (Q074p Kortessem),
Ook dim. zwiekskes.
zwiekskes (mv.) (Q002p Hasselt),
zwikkertjes (mv.):
NB zwikkerke: zitje van zweefmolen.
zwikkerkes (K361p Zolder),
Sub zwik, (3): Meestal dim. mv. zwikkerkes: ènne zwikkerkes zitte.
zwikkerkes (Q001p Zonhoven),
Vgl. zwikken 2 [op en af bewegen].
zwikərkəs (Q001p Zonhoven)
|
*Zwikkerkes: Spel op de kermis waarmee men ronddraait. || [Kermisschommels]. || Draaimolen (stoeltjes opgehangen aan kettingen). || Draaimolen. || Hoge kermismolen met aan kettingen rondzwaaiende stoeltjes. || Kermismolen [met zitbankjes opgehangen aan kettingen, slingermolen]. || Kermismolen met zitbankjes opgehangen aan kettingen, slingermolen. || Kermisschommel. || Kermisschommels. || Ketekareçäl: Kettenkarussell. || Kettingdraaimolen. || Zweefmolen (kermis). || Zweefmolen (kermistuig). || Zweefmolen op de kermis. || Zweefmolen. || Zwiermolen, draaimolen op de kermis. || Zwiermolen. || Zwiermolen: Draaimolen met aan kettingen hangende schuitjes. || Zwik: *3. Hoge kermismolen met aan kettingen rondzwaaiende stoeltjes, zwiermolen (gew.), zweefmolen. || Zwik: 2. Schommel (kermis). || Zwik: Danstent op de kermis. || Zwingelmolen op de kermis.
III-3-2
|