26689 |
zwengelhandvat |
greep:
grīǝp (Q039p Hoensbroek),
handhaaf:
hanthof (K357p Paal),
hantǝf (Q207p Epen, ...
Q111p Klimmen),
handvat:
hanj˲vat (L330p Herten),
hantj˲vat (L330p Herten, ...
L382p Montfort,
L432p Susteren),
hantj˲vāt (L373p Roosteren),
haŋk˲vat (L268p Velden),
hānt˲vat (L159a Middelaar),
klos:
klǫs (L355p Peer),
knop:
knǫp (L289p Weert),
kruk:
krø̜k (L0426 Holtum, ...
Q111p Klimmen),
toeter:
tȳtǝr (L331p Swalmen),
zwong:
zwēŋ(k) (Q009p Maasmechelen)
|
Een handvat in de vorm van een horizontaal liggend balkje met handgreep waardoorheen de zwengel van de handmolen (in de vorm van een booromslag) loopt. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛzwengel van de handmolenɛ.' [N D, 16]
II-3
|