29638 |
zwenghout |
dubbel eghaam:
døbǝlǝ ɛkām (L294p Neer),
dǫbǝlǝ ęqhām (L416p Opglabbeek),
dǫbǝlǝn ē̜i̯gām (L360p Bree),
dubbel koppel:
dobǝl kopǝl (L289p Weert),
dwarshout:
dwērshǫwt (L372p Maaseik),
eghaam:
ēxhām (L413p Helchteren),
ē̜gām (L360p Bree),
ęgām (L359p Beek),
ękām (L317p Bocholt),
ęxhām (L356p Grote-Brogel, ...
L314p Overpelt),
ɛkām (L368p Neeroeteren),
ɛxhām (L282p Achel, ...
L316p Kaulille,
L312p Neerpelt),
(mv)
ɛxhāmǝn (L282p Achel),
evenaar:
efǝlǝr (L244c America, ...
L268p Velden
[(komt slechts zelden voor)]
),
ɛfǝlɛ̄r (L271p Venlo),
ɛfǝnɛ̄r (L271p Venlo),
haampje:
hē̜mkǝ (L163a Milsbeek
[(tegenover hǭm: borstleer)]
),
hameel:
amil (P218p Borlo),
amiǝl (P214p Montenaken, ...
P117p Nieuwerkerken),
amāi̯l (P193p Mettekoven),
amęi̯l (P188p Hoepertingen),
awiǝl (P178p Brustem, ...
P177a Ordingen,
P114p Runkelen),
hamil (P219p Jeuk, ...
P212p Walshoutem),
knuppelen:
knø̜pǝlǝ (Q204a Mechelen),
kop:
kǫ.p (P187p Berlingen),
koppel:
kǫpǝl (P120p Alken, ...
Q083p Bilzen,
Q156p Borgloon,
P116p Gorsem,
Q156a Groot-Loon,
P197p Heers,
Q164p Heks,
P188p Hoepertingen,
P057p Kuringen,
P047p Loksbergen
[(licht: voor 1 paard)]
,
Q180p Mal,
Q089p Martenslinde,
P117p Nieuwerkerken,
P177a Ordingen,
P054p Spalbeek,
Q166p Vechmaal,
Q001p Zonhoven),
(mv)
køpǝls (P192p Voort),
kǫpǝls (P177p Zepperen),
kǫpǝlǝ (Q241p Rutten, ...
Q181p Sluizen),
ploeghaam:
plōxhām (L372p Maaseik),
plōxām (L420p Rotem),
schei:
šęj (L322a Nunhem),
steekhout:
štēkhǫwt (Q095p Maastricht),
trekhaam:
trękhām (L270p Tegelen),
trekhout:
trę ̞khǫlt (L270p Tegelen),
trekschei:
trę ̞kšęj (L322a Nunhem),
veldhaam:
vɛlthām (L413p Helchteren),
warselen:
wē̜žǝlǝ (Q111p Klimmen),
warshout:
wē̜rshǫlt (L270p Tegelen),
wē̜shǫwt (L381p Echt),
węēhōt (Q020p Sittard),
warshout met trekhaak:
wē̜rshǫwt met trękhǭk (L290p Panningen),
zwing:
zweŋ (P047p Loksbergen
[(zwaar: voor 2 paarden)]
)
|
Dwarshout dat aan de voorkant van kar- of wagenbodem (bij de wagen eventueel ook aan de dissel) is bevestigd en waaraan de hachten of trekkettingen van het paard vastgemaakt worden. Volgens een informant wordt het trekhout "alleen dan bij de kar gebruikt als het paard de haam tijdelijk niet kan dragen, en het borsttuig moet gebruiken, waarbij trekhout niet gemist kan worden". Informanten uit K 314, L 294 en Q 176a melden ook dat het trekhout zelden of nooit bij de kar gebruikt wordt - bij een kar met berries gaat het ook niet -, maar wel bij de wagen. Ook aan de ploeg en de eg kan een dergelijk dwarshout gehangen worden. De benamingen hiervoor stemmen overeen met die voor het zwenghout voor de wagen. De hier opgenomen kaart is gebaseerd op het materiaal van dit lemma en van het lemma zwenghout en spoorstok in wld I.2. [N 17, 69a; N G, 65a; monogr] || Het dwarshout waaraan van voren de strengen of de trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat aan de achterzijde aan de trein kipwagens is gekoppeld. Zie voor een afbeelding van het zwenghout wld I.2, pag. 177. [N 98, 53; monogr.]
I-13, II-8
|