id | Trefwoord | Begrip: dialectopgave (plaats) | Toelichting |
---|---|---|---|
21416 | op de rits zijn | de hort op?: vgl. Maastricht Wb. (pag. 352): rits, in de zegsw. op rits (of: op de rits, of: de rits op) zien, a) erop uit zijn voor zijn plezier; -b) op de lop zijn. op de rits zien (Maastricht) III-3-1 |