id | Trefwoord | Begrip: dialectopgave (plaats) | Toelichting |
---|---|---|---|
25018 | glinsteren | blinken, glimmen, glanzen: glinster (Klimmen), glinstere (Maastricht, ... ), fonkelen, flonkeren: glinstere (Maastricht, ... ), glinstərə (Guttecoven, ... ), schemeren van de ogen: t xlenstərt mex fīr mən øͅygə (Opglabbeek), schitteren: glinstere (As), glinsteren (Ospel) III-1-1, III-4-4 |