21475 |
krabbia |
neger:
krabbieja (Q121p Kerkrade),
1. oosterling die in vroeger jaren drop verkocht.
krabbieja (Q193p Gronsveld),
Krabbia boema, lekka, lekka, goed voor den hoest, goed voor alles: met die roep ventten de negers vóór 1940 met een soort zwart snoepgoed.
krabbia (Q013p Uikhoven),
Opm. krabbeja is in gebruik geweest in de jaren tussen de twee wereldoorlogen; het was de nabootsing van het woord (lekker, fijn?) waarmee ventende negers hun lekkernijen aanprezen.
krabbeja: (L329p Roermond),
vgl. Maastricht Wb. (pag. 208): krabbia, min. neger, kleurling.
krabbejaa (Q095p Maastricht)
III-3-1
|
|