id | Trefwoord | Begrip: dialectopgave (plaats) | Toelichting |
---|---|---|---|
21420 | op rits | de hort op: op rits zijn (Hasselt), de hort op?: op rits (Geleen, ... ), vgl. Maastricht Wb. (pag. 352): rits, in de zegsw. op rits (of: op de rits, of: de rits op) zien, a) erop uit zijn voor zijn plezier; -b) op de lop zijn. op rits (Maastricht) III-3-1 |