id | Trefwoord | Begrip: dialectopgave (plaats) | Toelichting |
---|---|---|---|
26267 | pramen | afremmen: prāmǝ (Neeritter, ... ), castreren: prāmǝ (Eisden), knellen: prame (Epen), pramen (Sint-Martens-Voeren), knellen, gezegd van schoenen: WNT: pramen, A) Bedr., I) Eig. - A. Met een persoon als object: 1. Drukken, knellen [...] 4. Stooten, duwen. praane (Gronsveld), prame (Klimmen), pramen (Sint-Martens-Voeren) I-11, II-3, III-1-2, III-1-3 |