id | Trefwoord | Begrip: dialectopgave (plaats) | Toelichting |
---|---|---|---|
18247 | te strang zijn | te klein zijn: b.v. dat kleid ès mich te strang. [WNT: strang (II), 1. spannend, nauwsluitend, strak...] strang (Uikhoven), B.v. De jas is me te strang. straŋ (Meeuwen), B.v. van schoenen. stra:ŋ (Meeswijk) III-1-3 |