e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121a plaats=Ch?vremont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vervoerpand vervoerspand: vǝrvu.rspaŋk (Chevremont  [(Julia)]   [Laura, Julia]) Het pand van een pijler of een mijngang waarin het transportmiddel, bijvoorbeeld een schudgoot of een transportband, geplaatst is. Het woordtype "rutschengang" (Q 121) is de benaming voor het gedeelte van de galerij, waar zich de schudgoot bevindt. Ook de opgaven "bakkenpassage" en "passage de bacs" zijn specifiek van toepassing op een pand waarin een schudgoot is geplaatst. [N 95, 380; monogr.; Vwo 81; Vwo 584] II-5
verwaarlozen vernachlssigen (du.): vernao’lieësieje (Chèvremont) verwaarlozen III-1-4
verwarmen, stoken heizen (d.): hai̯tsə (Chèvremont) verwarmen, stoken III-2-1
verwelkt verlepst: verlepsjd’ (Chèvremont), verplakt: verplakd’ (Chèvremont) verlept || verwelkt III-4-3
vest kamizool (<fr.): kammezoal (Chèvremont), vest: wes (Chèvremont) herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] III-1-3
vestzakje vestzakje: weszéksje (Chèvremont) vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)] III-1-3
vetpot vetduppen: vɛt˂døpə (Chèvremont), vetgrèle: vɛtjryl (Chèvremont) vetpot III-2-1
vieruursboterham caf-drinken, het -: `s namiddags om plm. 4 uur  kaf’fedrinke (Chèvremont) koffiedrinken III-2-3
vijg vijg: vieg (Chèvremont) vijg III-2-3
vijl vijl: vil (Chevremont) In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen, inz. metalen. Naar de grofte van de vijlkap, het aantal groeven over een bepaalde lengte van het blad, worden vijlen onder meer met de volgende benamingen aangeduid: grove vijlen, bastaardvijlen, halfzoetvijlen, zoetvijlen en fijne zoetvijlen. Naar de vorm worden de volgende vijlen onderscheiden: platte vijlen, driekante vijlen, halfronde vijlen, ronde vijlen of rattenstaarten en mesvijlen. Zie ook deze lemmata. Volgens de respondent uit L 329 was het assortiment vijlen van de koperslager te vergelijken met dat van smeden en bankwerkers. Zo noemde hij zoetvijlen, half-bastaardvijlen, bastaardvijlen, raspen en ronde, halfronde, vierkante, driekantige en platte vijlen. Zie ook deze lemmata. [N 33, 84; N 64, 53a; N 66, 21a; monogr.] II-11