e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q284p plaats=Eupen

Overzicht

Gevonden: 1837
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deeg deeg: dei̯k (Eupen), deeg-masse: dê.ikmase (Eupen) deeg || zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] III-2-3
dekbed plumeau: plymoͅ (Eupen) deckbett III-2-1
deken sarge: tsars (Eupen, ... ), auch hd. Sarsche (\'serge\', stof)  sars (Eupen) deken || wollen deken III-2-1
deksel deksel: de.tšəl (Eupen), detschel (Eupen), detsəlel (Eupen), detšəl (Eupen, ... ), dētšəl (Eupen), deͅtšəl (Eupen) deksel [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)] III-2-1
dempen dempen: dɛmpǝ (Eupen) Weefsel aan de inwerking van stoom blootstellen om de stof soepeler te maken. [N 39, 146c] II-7
den tanne (du.): tanne (Eupen) denneboom [Heem 06.1 (1962)] III-4-3
desemen desemen: dei̯səmə (Eupen), ze déssemde (Eupen) zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] || zuurdeeg mengen, aanmaken III-2-3
deugniet labberd: labərt (Eupen), labbes: labəs (Eupen), ondeugd: oͅndoͅət (Eupen), rakker: rakər (Eupen), strop: štroͅp (Eupen) deugniet III-1-4
deur deur: døǝ.r (Eupen), døǝr (Eupen), dø͂ͅr (Eupen) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]deur II-9, III-2-1
dief dief: di‧i.f (Eupen), schelm: šēͅl.əm (Eupen) dief [ZND 01 (1922)] III-3-1