e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q284p plaats=Eupen

Overzicht

Gevonden: 1837
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dienblad tablet: tabəleͅt (Eupen) Servierbrett III-2-1
diep diep: d ̇e ̝i̯p (Eupen) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1
dier, beest beest: beͅst (Eupen), biest (Eupen), de rest van het materiaal opgenomen onder ZND 01, a-m  bi‧ə.st (Eupen), hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011  beͅst (Eupen), dier: di‧ər (Eupen), ook in ZND 23, 009  dīər (Eupen) beest [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)] || dier [ZND 01 (1922)] III-4-2
dijk dijk: dīk (Eupen), dīk (Eupen) dijk [ZND m] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34] I-8, III-3-1
dissel distel: dɛstǝl (Eupen) Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut √©√©n van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.] I-13
dochter dochter: doͅtər (Eupen), dêutər (Eupen), dôôtər (Eupen) dochter || dochter; en ze zei dat ze het ook aan haar dochter zou zeggen [ZND 04 (1924)] III-2-2
dode lijk: līk (Eupen, ... ) lijk III-2-2
doek doek: duu.k (Eupen), plag: plak (Eupen) doek [ZND m] III-1-3
doekboom loperd: lø̜wpǝrt (Eupen) De waterpas geplaatste, om haar as beweegbare, houten rol of cilinder in het onderste gedeelte van het weefgetouw, om welke het geweven goed wordt gerold. [N 39, 32a] II-7
doel tor (du.): to:ər (Eupen), Karte 169.  Tor (Eupen) Het doel. [DC 49 (1974)] || Tor des Fussballspiels. III-3-2