e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q284p plaats=Eupen

Overzicht

Gevonden: 1837
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braken gobbelen: [schertsend]  göbbele (Eupen), zich kotsen: [plat]  zech kotse (Eupen) geef de gemeenzame woorden en uitdrukkingen voor overgeven, braken; geef aan tussen twee haakjes of ze gewoon , plat, schertsend, enz. gebruikt worden. [ZND 28 (1938)] III-1-2
branden berren: be͂.rə (Eupen), bɛrə (Eupen), bɛ̄rə (Eupen) branden [ZND 01 (1922)] III-2-1
brandewijn brandewijn: brai̯ndəwīn (Eupen), hasselder: hasəldər (Eupen) brandewijn || brandewijn uit Hasselt III-2-3
brandhout bernhout: bɛ̄rhōt (Eupen, ... ), bernhoutjes: bɛ̄rhøͅltjəs (Eupen, ... ), brandhout: bɛ̄rhoot (Eupen), brandhoutjes: bɛ̄rhøͅltjə (Eupen), gelachter: glātər (Eupen), gelachterhout: glātərhoͅu̯t (Eupen), gla͂.tərho͂u̯.t (Eupen, ... ), vinkelhout: vøͅ.ŋkəlhou.t (Eupen), vonkelhout: føͅŋkəlhoͅu̯t (Eupen), v‧øͅŋkəlho͂u̯.t (Eupen, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 22 (1936)]brandhout [ZND 01 (1922)] || brandhout; klein hout voor de kachel [ZND 22 (1936)] || Klafterholz || kleingehakt brandhout I-7, III-2-1
brandnetel berebroensel: bęrǝbrunšǝl (Eupen), berenbroensel: beͅrəbrunšəl (Eupen), broensel: bruntšǝl (Eupen), brunšǝl (Eupen) (brand)netel [ZND 01 (1922)] || Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b] I-5, III-4-3
brandstof brand: brai̯nt (Eupen) Heizmaterial III-2-1
brede buikriem buikhelp: bokhɛlp (Eupen) Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73] I-10
brede landweg dreef: drɛf (Eupen) Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.] I-8
breien strikken: ho‧əzə štrikə (Eupen), eerste e tussen é en i  söck strekke (Eupen) Kousen breien. [ZND 22 (1936)] III-1-3
breinaald striknaald: streknŏlde (Eupen), plural  štri.knoͅ‧l.də (Eupen) Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)] III-1-3