e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q284p plaats=Eupen

Overzicht

Gevonden: 1837
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bord plateel: platälle (Eupen), telder: tēͅldər (Eupen), tälder (Eupen), tɛldər (Eupen, ... ) bord || bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] III-2-1
bordje tas: tas (Eupen) Untertasse, bordje III-2-1
borg blijven borg blijven: byrəch blīvə (Eupen), de twee eerste ö uitgesproken tusschen ö en é  börg blieve vör öhmes (Eupen) Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)] III-3-1
borrel drupje: drøͅpkə (Eupen), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  dröpkə (Eupen), grenadier: grenādēr (Eupen) borreltje || druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)] || glas sterke drank met suiker, waarvan het hele gezelschap om de beurt van drinkt III-2-3
borstboom borstboom: bošbomǝ (Eupen) Boom die voor in het getouw is aangebracht en waarover het weefsel naar de onderloper glijdt. Deze boom ligt ter hoogte van de borst van de wever, vandaar de naam borstboom. Blijkbaar zit deze boom in L 318 op buikhoogte. [N 39, 31a; monogr.] II-7
borstel borstel: bøəštəl (Eupen), bø͂ͅštəl (Eupen), bèrste: bø͂ͅš (Eupen), bø͂ͅšt (Eupen), bèrste (d.): bøəš(t) (Eupen) borstel [ZND 01 (1922)] III-2-1
borstkas borst: īch ha kaŭt op hen brost (Eupen), īch ha wi.ə opən bro.st (Eupen) Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-1
bos bos: bo.š (Eupen), bos (Eupen), boš (Eupen), bō.š (Eupen) Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8
bos groente bussel: bussel (Eupen), bössel (Eupen) [Roukens 03 (1937)] [ZND 22 (1936)] I-7
bot bot: bot (Eupen), boͅt (Eupen) bot (niet scherp) [ZND 32 (1939)] || bot, stomp III-2-1