e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zeekool eeuwig moes: eëwig moos (Klimmen), splijtkool: sjplìëtkuel (Klimmen), + WLD  sjplîêtkûûl (Klimmen) De overblijvende plan met dikke knoestige wortelstok en talrijke uitlopers waaruit hier en daar stengels opstijgen; de bladen geven een zeer vroege, smakelijke groente waarmee men ze in het voorjaar tegen de invloed van het licht beschermt; zeekool (oudew [N 82 (1981)] I-7
zeelt louw: WLD  louw (Klimmen), zeelt: Veldeke  zeelt (Klimmen) Hoe noemt u de zeelt: het lichaam is gedrongen, een beetje zijdelings samengedrukt. De huid is dik en slijmerig met kleine verborgen schubben, de bek is klein met vlezige lippen en heeft voeldraad in iedere mondhoek. De rugvin is hoog en evenals andere vi [N 83 (1981)] III-4-2
zeemlap leren lap: lêre lap (Klimmen), vensterleer: vinsterlêr (Klimmen) zeem (leder) [SGV (1914)] III-2-1
zeep zeep: zie deit der sjpeul nog ummer mit broen zeip (Klimmen) Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)] III-1-3
zeepsop luter: lueter (Klimmen), luuèter (Klimmen), sop: sop (Klimmen), zeep: zeep (Klimmen), zeepluter: zeiplueuter (Klimmen) Hoe noemt u de oplossing van zeep en water? (zeepsop, zeepnat) [N 104 (2000)] || sop [SGV (1914)] || zeepsop [SGV (1914)] III-2-1
zeer grote aardappelen bonken: bøŋk (Klimmen), bǫŋkǝ (Klimmen), klompen: klømp (Klimmen) Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.] I-5
zeer kleine aardappelen huiven: hȳvǝ (Klimmen), krauwels: krau̯ǝlǝ (Klimmen), varkensaardappelen: vęrkǝsɛrpǝl (Klimmen), zwelmannetjes: šwęlmɛnǝkǝs (Klimmen) Naast de neutrale termen voor kleine aardappeltjes onderscheidt men de kwalitatief zeer goede kleine aardappelen die voor het poten worden gebruikt (vergelijk het lemma Pootgoed, Pootaardappelen) én de kwalitatief slechte, die als veevoeder worden verwerkt. Huiven is de plaatselijke benaming voor "knikkers". De vorm "burel" is te beschouwen als een variant van "budel" waaruit "boel" is ontstaan; zie onder "kleine boel". "Mussekoppen", een leenvertaling van "tête de moineau", betekent eigenlijk een kleine soort kolen, die als brandstof in huis wordt gebruikt. In L 292a werd de zegswijze opgegeven: "Hiej is ein österke verloren," of: "Hiej is ein österke kapot gegange". Het type "österke" staat hier voor "pater-nosterke", de rozenkrans; vergelijk ook de typen "osterkraaltjes" en "rozenkranskrallen". [N 12, 2 en 3; JG 1a; L 43, 8c; monogr.] I-5
zeer warm weer heet (weer): heit (Klimmen), hits: de hèts (Klimmen), hits (Klimmen) hitte [SGV (1914)] || sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)] III-4-4
zegen aan het eind van de mis benedictie (<lat.): binnediksie (Klimmen), zegen: de zege (Klimmen), der zaege (Klimmen), zengen: d`r zèènge (Klimmen) De zegen, de benedictie door de priester gegeven aan het eind van de mis. [N 96B (1989)] III-3-3
zegen met het allerheiligste zegen met het allerheiligste: der zaege mit `t Allerhèlligste (Klimmen), der zege mit `t allerheiligste (Klimmen), zengen met het allerheilgste: d`r zèènge mit `t allerhèlligste (Klimmen) De zegen met het Allerheiligste. [N 96B (1989)] III-3-3