| 18614 |
wollen muts (kinderen) |
kindermuts:
kingermutsch (Q204a Mechelen),
kinjermöts (Q204a Mechelen)
|
muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 23337 |
wonder |
wonder:
wônder (Q204a Mechelen)
|
wonder [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 19835 |
wonen |
wonen:
woeane (Q204a Mechelen),
woene (Q204a Mechelen)
|
huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 21267 |
woord |
woord:
woat (Q204a Mechelen)
|
woord [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 34202 |
wormbulten |
angelbulten:
aŋǝlbøltǝ (Q204a Mechelen),
angelbutsen:
aŋǝlsbø̜tsǝ (Q204a Mechelen),
angelsbutsen:
aŋǝlsbøtsǝ (Q204a Mechelen)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
| 25450 |
worst maken |
worst(en) maken:
wōrš mākǝ (Q204a Mechelen)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|
| 20709 |
worstenbroodje |
saucijzenbroodje:
sezijzebrödje (Q204a Mechelen),
sosiezebrödje (Q204a Mechelen),
Syst. WBD
saoseizebreudje (Q204a Mechelen)
|
Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 25451 |
worstvlees en -vet kleinmaken |
doormalen:
dørxmālǝ (Q204a Mechelen)
|
Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.]
II-1
|
| 32970 |
wortel |
wortel:
wǫtǝl (Q204a Mechelen)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
| 24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
wottel (Q204a Mechelen)
|
wortel [SGV (1914)]
III-4-3
|