e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

Gevonden: 3341
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boomwagen trikebale (wa): trɛk˱bal (Meerssen) Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13
boon, algemeen bonen: bǭnǝ (Meerssen), boon: bǭn (Meerssen) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
boordenknoopje hemdsknoopje: hummesknuipke (Meerssen) boordeknoopje [N 23 (1964)] III-1-3
boos kwaad: kâôd (Meerssen) 01; kwaad [SGV (1914)] III-1-4
bord telloor: teleur (Meerssen), tleur (Meerssen), təlø&#x0304r (Meerssen) bord [Roukens 03 (1937)] III-2-1
borg borg: börg (Meerssen) borg [SGV (1914)] III-3-1
borrel drupje: dröpke (Meerssen) borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] III-2-3
borrelen (van water) golven: golve (Meerssen) bobbelen (t water bobbelt) [SGV (1914)] III-4-4
borst inwerken borstpartij maken: boršparti mākǝ (Meerssen) Elk van de voorpanden van het colbert van kunstmatige borstwelving voorzien. Dit gebeurt door het aanbrengen van voeringdelen, de binnenvulling, het maken van figuurnaden, suçons, in panden en vulling en het in vorm strijken, dresseren, van de panden (Papenhuyzen III, pag 22-29). [N 59, 111; N 59, 113] II-7
borstel borstel: beurstel (Meerssen, ... ), beusjtel (Meerssen), handborstel: handburstel (Meerssen), kwast: kwas (Meerssen), pannenschuurder: panneschoorder (Meerssen, ... ), schrompbezem: sjromp bessem (Meerssen), schuurborstel: schoorbeurschtĕl (Meerssen), schoorbeurstel (Meerssen, ... ) borstel [DC 15 (1947)], [SGV (1914)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)] III-2-1