e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

Gevonden: 3341
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovenverdieping bovenste verdieping: bø&#x0304vəstə vərdēpeŋ (Meerssen), bovenverdieping: bovenverdeeping (Meerssen) bovenverdieping [SGV (1914)] || Hoe noemt u de bovenverdieping van een huis? (bovenverdieping, bovenste verdieping) [N 104 (2000)] III-2-1
bovenwijdte bovenwijdte: bōvǝwitǝ (Meerssen) De omtrek boven van mannen en vrouwen. Bij mannen wordt de bovenwijdte gemeten horizontaal onder de armen, terwijl men bij vrouwen de omtrek van achter meet, horizontaal onder de armen en boven of over de buste. Zie afb. 26. [N 59, 44b] II-7
box box: nellie löp al in de box  boks (Meerssen) box: Nellie loopt al in de box (maar midden in de kamer durft ze nog niet). [DC 39 (1965)] III-2-2
braadworst braadworst: broatwoorsj (Meerssen) braadworst [N 06 (1960)] III-2-3
braaf braaf: braaf (Meerssen, ... ), ⁄t keend is braaf (Meerssen), ⁄t keent is braaf (Meerssen), ⁄t kind is braaf (Meerssen) braaf [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] III-1-4
braakland braakland: brǭklant (Meerssen) Stuk land of akker dat men √©√©n of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.] I-8
braakliggen braakliggen: brǭklegǝ (Meerssen) Land of een akker voor een tijd, soms voor meerdere jaren, onbebouwd laten liggen. Naast de werkwoordelijke woordtypen als braken en braakliggen komen er in dit lemma ook woordtypen voor die bijvoeglijk van aard zijn. Deze hebben grammaticaal de functie van een bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden (laten) liggen en zijn, b.v. het land ligt braak, is hard, woest en b.v. het land (voor) vogelwei laten liggen, (in de) dries laten liggen enz. [N 11, 5; N 11, 6; N 11A, 134a; N 11A, 135; N 27, 4b; L 1a-m; L 22, 13; JG 1a, 1b, 1d; S 4; Wi 43; Ale 253; monogr.] I-8
braambes bramelen: bromel (Meerssen), brommel (Meerssen, ... ), broomel (Meerssen, ... ), brōmələ (Meerssen) braam(bessen) [RND] || braambes [DC 13 (1945)], [SGV (1914)] III-4-3
braambessen bramelen: bro.mǝlǝ (Meerssen), brō.mǝlǝ (Meerssen) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamsluiper bramentaats: brieèmetaatsch (Meerssen) Hoe heet de braamsluiper? [DC 06 (1938)] III-4-1