e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117b plaats=Rimburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitschelden schelden: sjelle (Rimburg) schelden [SGV (1914)] III-3-1
uitsliepen uitsleeuwen: ieme oetslaöwe (Rimburg), oetslaöwe (Rimburg) uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] III-3-2
uitwerpselen van koeien koeflat: kau̯wflat (Rimburg) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
vaars vaars: vɛš (Rimburg) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schotelsplag: šoͅtəlsplak (Rimburg) vaatdoek [SGV (1914)] III-2-1
vademen (de/een) naald(e) vamen: eŋ nǫlt ˲vē̜mǝ (Rimburg) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader pap: päp (Rimburg), vader: vadder (Rimburg) (vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader [SGV (1914)] III-2-2
vagevuur vagevuur: vègevuur (Rimburg) vagevuur [SGV (1914)] III-3-3
valgordijn, rolgordijn valgardijn: valgarding (Rimburg) valgordijn [SGV (1914)] III-2-1
vallen vallen: valle (Rimburg) vallen [SGV (1914)] III-1-2