e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117b plaats=Rimburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voering, voeringstof voer: vōr (Rimburg) Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.] II-7
voet voet: veut (Rimburg), voot (Rimburg) voet [SGV (1914)] || voeten [SGV (1914)] III-1-1
voetgangershek haspel: haspǝl (Rimburg) Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in √©√©n lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.] I-8
vogel, algemeen vogel (enk.): voagel (Rimburg), vogel (mv.): veugel (Rimburg) vogel [SGV (1914)] || vogels [SGV (1914)] III-4-1
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) beer: biǝr (Rimburg), bīr (Rimburg) De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
voogd voormonder: voormunger (Rimburg) voogd [SGV (1914)] III-2-2
vooroverduikelen struikelen: struikele (Rimburg), voorovervallen: vuuruver valle (Rimburg) duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)] III-1-2
voorschoot, schort (alg.) scholk: sjòlk (Rimburg) voorschoot [SGV (1914)] III-1-3
voorteken teken: teeke (Rimburg) voorteeken [SGV (1914)] III-3-3
voorvoet voorvoet: der vuurvoot (Rimburg) voet: voorste deel van de voet [vurvoet] [N 10 (1961)] III-1-1