e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117b plaats=Rimburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouw, vrouwspersoon vrouw: vrouw (Rimburg) vrouw; (bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote?) [DC 05 (1937)] III-2-2
vrouwelijk varken zou: zau̯ (Rimburg), zou̯ (Rimburg) Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke duif zij: en zieh (Rimburg) Wijfjesduif. [SGV (1914)] III-3-2
vrouwelijke gans gans: goǝs (Rimburg) [A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.] I-12
vrouwelijke hond, teef moer: mor (Rimburg) teef: een vrouwelijke hond [GV K (1935)] III-2-1
vrouwelijke kalkoen schroet: šrūt (Rimburg) [A 6, 3b; L 1, 113; monogr.] I-12
vrouwelijke kip hoen: hon (Rimburg), hø̜ǝn (Rimburg) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vuist vuist: ing voes (Rimburg) vuist [N 10 (1961)] III-1-1
waaienx waaien: het wejde (Rimburg), weje (Rimburg) het waaide [SGV (1914)] || waaien [SGV (1914)] III-4-4
waarschuwen waarschuwen: waarsjouwe (Rimburg, ... ) waarschuwen [SGV (1914)] III-3-1