e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jongen aankomeling: 12 à 15 jaar  aankummeling (Pey), aankomende gast: ònkóməndə gastə (Hamont), baas: baas (Sint-Odiliënberg), baasje: baaske (Sint-Odiliënberg), baaskə (Opglabbeek), bak: mar.: vgl. samenstellingen als bullebak en stekelbak  bak (Amby), blaag: blaag (Grubbenvorst), bob: boep (Sittard), boksenman: bókseman (Venlo), bonenstaak: bŏĕnnəstaak (Maaseik), boonstaak: bōēnstaak (Aalst-bij-St.-Truiden), cf. VD s.v. "boonstaak"en s.v. "bonestaak, boonstaak  boenstaok (Heusden), broekje: brŏĕkskə (Sint-Truiden), cadet (fr.): kadèt (Echt/Gebroek), kedet (Venlo), fils-je: fiskë (Tongeren), gaillard (fr.): galjaar (Rotem), gamin (fr.): gaméͅ (Hasselt, ... ), gouden, onze -: ooze golde"; cf. WNT s.v. "goud ...... gold  golde (ooze -) (Venlo), grote: groete (Heusden), grôêtə (Lanklaar), grote lummel: gróótə lŭŭmməl (Amby), hans: Venlo Wb. p. 144, 4. knaap  hens (Venlo), herfsthaan: jongens van plm. 16 jaar die het gezelschap van meisjes opzoeken noemt men wel -"; puber  herfshaan (Buchten), holover: hoëluüver (Gronsveld), holwagen: hòlwagə (Hamont), jong: eine jong (Montfort), enne jong (Banholt), enne jŏŏng (Lottum), inne jong (Heerlen, ... ), jang (Vucht, ... ), jaong (Wellen), jeung (Mettekoven, ... ), jhong (Oirlo), jiuŋ (Bilzen), joen (Kwaadmechelen, ... ), joeng (As, ... ), jong (Afferden, ... ), joong (America, ... ), jooəng (Roermond), joŏng (America, ... ), joung (Hoepertingen, ... ), jouwn (Wellen, ... ), joông (Blerick), joûng (Gronsveld), joŋ (Beek, ... ), joən (Rimburg), jōēng (Tessenderlo), jōng (Obbicht), jōnk (Meerlo), jŏĕng (Bilzen, ... ), jŏng (Arcen, ... ), jŏŏng (Afferden, ... ), joͅu̯ŋ (Nuth/Aalbeek), joͅŋ (Brunssum, ... ), jung (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), juŋ (Doenrade, ... ), jŭng (Einighausen, ... ), jòng (Asenray/Maalbroek, ... ), jònk (Genk), jó:ng (Roermond), jóenk (Sint-Truiden), jóng (Beringen, ... ), jónk (Blitterswijck, ... ), jóóng (Bree, ... ), jóówng (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), jôeng (Bilzen), jông (Altweert, ... ), jöng (Martenslinde, ... ), jùng (Beverlo, ... ), jùnk (Beverlo), (o; bijna oo).  jong (Venlo), cf. VD s.v. "III. jonk": zie "jong II"; cf. VD s.v. "II jong": 2. jonggeboren mens, kind; cf. WNT s.v. "jong (II) - jonk"3. kind of jeugdig persoon van het mannelijk geslacht  joonk (America), cf. WNT s.v. "jong (II) - jonk"3. kind of jeugdig persoon van het mannelijk geslacht  jonk (Zepperen, ... ), jóónk (Maastricht), de jong = eenige zoon  joŋ (Munstergeleen), de jongste jongen in het huis  joͅŋ (Amstenrade), denigrerend  joe.nk (Hasselt), in minder gunstige betekenis  jôngk (Tegelen), jeungske (dim.), menneke (dim) ook wel een vlegel en strubber genoemd  jông (Well), joeng  joeng (Wellen, ... ), jong  jôong (Lanklaar), jungske  jong (Venray), jóng (Leunen), klein; of in de bet. van belhamel; cf. WNT s.v. "jong (II) - jonk"3. kind of jeugdig persoon van het mannelijk geslacht  jonk (Blerick), korte oo  joong (Well), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening  jong (Valkenburg), o = oo maar zeer kort  jŏng (Heijen), o = palataal; cf. WNT s.v. "jong (II) - jonk"1. kind in het algemeen; 3. kind of jeugdig persoon van het mannelijk geslacht  jong (Middelaar), Opm. jonk als scheldwoord.  jōng (Sevenum), Opm. korter als bij jônk.  jông (Mechelen), Opm. meervoud: jonges.  jong (Berg-en-Terblijt), Opm. o is gerekt.  jong (Blerick), ps. algemene opmerking: in vragenlijst staat een dubbele ? boven de o; waarschijnlijk niet goed genoteerd. Heb het geïnterpreteerd en ingevoerd als een: ø (dus niet omgespeld!).  jŏng (Buggenum), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  jŏang (Guttecoven), ps. boven de ng staat nog een ?; deze combinatieletters zijn niet te maken/om te spellen.  jong (Buchten), ô = uit het eng. "among~  jông (Meerssen), jonge kerel: joenge kjèèl (Wellen), jonge mens: jónge mins (Maastricht), cf. VD s.v. "jongmens  jóngə méns (Maastricht), mv. = jongelui  jónge mins (Maastricht), jongeheer: jóngenhier (Maastricht), jongeling: cf. VD s.v. "jongeling"= jong manspersoon (15-25 jaar)  jongling (Welkenraedt), jongeman: jónge maan (Maastricht), jongen: joenge (Heppen, ... ), jonge (Berbroek, ... ), jongen (Lommel, ... ), joongen (Koninksem, ... ), jŏĕnge (Eupen), joͅŋə (Puth), jònge (Siebengewald, ... ), jòngə (Borgloon, ... ), jóngen (Lommel), jóngə (Hamont), jóóngən (Hamont, ... ), júnge (Sint-Truiden), jongetje: jeunk ske (Leunen, ... ), jungske (Maastricht, ... ), jøͅŋkskə (Sint-Truiden), jüngske (Diepenbeek), cf. VD s.v. "jongske"; s.v. "jonkske  jeunk ske (Merselo), cf. VD s.v. "jongske(n)  jungsjkə (Wijlre), cf. VD s.v. "jongske(n)"; cf. id. VD s.v. "jonkske"; Zie echter dl. II, 1 (vogels) van Joep: "jong"(lex. var. "jonk") en "jonkje"(lex. var. : "jongske", "jonkske")  jeunk ske (Castenray), cf. VD s.v. "jonkske  jungske (Berg-en-Terblijt, ... ), jüngske (Dieteren), dim.  jingske (Genk), kadee: kadee (Echt/Gebroek, ... ), kadeej (Niel-bij-St.-Truiden, ... ), kedeej (Zonhoven), kàdee (Meeswijk), cf. VD F-N s.v. "cadet, -ette"jongere (jongste) broer of zuster; jongste kind  cadai (Koninksem), kadodder: kedódder (Zonhoven), kerel: kèèəl (Aalst-bij-St.-Truiden), kereltje: kèlke (Hulsberg), kind: kéjnt (Hoepertingen), kleine man: klê"n manne (Beverlo), klotje: klötje (Castenray, ... ), cf. Weijnen Etym. Wb. s.v. "klot"= turf  klötje (Merselo), knaap: knaap (Sint-Odiliënberg), knechtje: knɛtšə (Eupen), knul: knöl (Venlo), minachtend  knöl (Blerick), oud  knöl (Venlo), knullenvit: knölleviet (Venlo), kontenlikker: cf. WNT s.v. "likken (II)"gewestelijk: lekken  köntəlékkər (Rotem), koter: kōē.ëter (Zonhoven), kute-nelis: mar.: combinatie van kwaad- en (cor) nelis??; cf. WNT (VII,2), kol. 5468, s.v. "kootjongen"met de olpmerking dat "koot"misschien afkomstig is van "kwaad"; zie echter ook in kol. 5467, s.v. Kooten - keuten"in de betekenis van dwaze streken uithalen of in de vorm van een spel met stenen werpen; cf. RhWb. (IV), kol. 1789-1790, s.v. Kute, Küte  koetnelles (Heerlen), kwastelores: kwastəlorəs (Hamont), langbeens: langbés (Hoepertingen), lange: lang (Lanklaar), langhe (Heusden), langə (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), lan’ən (Tessenderlo), la͂ng (Hasselt), làngə (Riksingen), lange gast: langə gaast (Maaseik), lange kerel: langə kjal (Berg), lange lulstaak: lang lulstaok (Wellen), lange lummel: langə lömməl (Vechmaal), lange zwiep: cf. VD s.v. "II zwiep"1. lange, magere persoon  langə zwĭĕp (Aalst-bij-St.-Truiden), lange zwik: cf. VD s.v. "I. zwik"6. dunne twijg  lang zwik (Vlijtingen), lorejas: lourjas (Aalst-bij-St.-Truiden), lummel: lumməl (Koninksem, ... ), mannetje: männəkə (Hasselt, ... ), ménnəkə (Sint-Truiden), als hij heel klein is - tot een jaar of drie- zegt men ook wel: -  mĕnnəke (Heijen), cf. VD s.v. "manneke  menke (Venlo), cf. WNT s.v. "menneke"; cf. VD s.v. "manneke  menke (Sint-Odiliënberg), menneke (Berg-en-Terblijt, ... ), mennəkə (Wijlre), ménnəkə (Opglabbeek), cf. WNT s.v. "menneke"; cf. VD s.v. "manneke"; voor jongetjes  menneke (Hulsberg), platter  ménkə (Martenslinde), mensje: mensje (Itteren), peetje: cf. VD s.v. "pikje"3. liefkozend woord voor kleine kinderen (pikkie)  pīēkə (Sint-Truiden), pismannetje: pismenke (Tungelroy), pulle: cf. VD s.v. "II. pul  pələ (Aalst-bij-St.-Truiden), rekel: réjgəl (Maaseik), rotjong: rots’-jong (Bleijerheide), scheuteling: sjuüteling (Gronsveld), schuit van een jong: schêût van nə jòng (Gelinden), slungel: slungəl (Maastricht), snotneus: snòtnus (Hamont), veulen: vuüle (Gronsveld), wules: bargoens  wules (Waubach), zwiep: cf. Vd s.v. "II zwiep"1. lange, magere persoon  zwiep (Heusden) (meisje;) Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden? [DC 05 (1937)] || grote (opgeschoten) jongen [ZND 11 (1925)] || jong || jongeling || jongeling, koter || jongeman || jongeman (opgeschoten - ) || jongen [DC 05 (1937)], [ZND 11 (1925)], [ZND m] || jongen (knaap) [SGV (1914)] || jongen (knaap) [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || jongen (zn.) || jongen van 10 à 12 jaar || jongen van 8-10 jaar [ZND m] || jongen, kind || jongen, knaap || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)] || jongen; Heb nou toch geduld, jongen ! [N I (1964)] || jongetje || jongetje dat nog in de luiers plast || jongetje in peuterleeftijd || jongmens || jòng || kereltje || kind || kind, jong || kind, jongen, knaap || knaap || knul || knul, jongen || snotaap || vent, kerel III-2-2