e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L381b plaats=Pey

Overzicht

Gevonden: 1062

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braamstruik bramelten: brôômelte (Pey) De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)] III-4-3
braken keuken: keuken (Pey) Overgeven - Kent men het woord kokken, koken i.b.v. overgeven, neiging hebben tot overgeven? Zo ja, uitspraak. [DC 32 (1960)] III-1-2
brandblaar brandblaar: brandjbloar (Pey) Een brandblaar. [DC 14 (1946)] III-1-2
brandewijn cognac: konjak (Pey), schnaps (du.): snàps (Pey) brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)] III-2-3
brandnetel brandnetel: -  brandjne:təl (Pey), brandjnetel (Pey) brandnetel (Urtica L.) [DC 13 (1945)] III-4-3
brasem brasem: bréásem (Pey) Hoe noemt u de brasem: een zoet- en brak watervis die voorkomt in stilstaande tot traagstromende wateren. Het lichaam is hoog en zijdelings afgeplat. De buikvinnen staan achter de borstvinnen voor de rugvin. De anaalvin is sterk ingesneden. De bovenste he [N 83 (1981)] III-4-2
broek: algemeen boks: boks (Pey), bōks (Pey), bŏks (Pey), doe luips auch àltīd mĭt də boeks āfhāngə (Pey), hai hēl zīn boeks ŏp mĭt ənə lairən rēm (Pey), gewone broek noemt men helpe= bretel-boeks  boeks (Pey) Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)] III-1-3
broekland, moeras moeras: moeras (Pey), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken.  moeras (Pey) moeras [DC 02 (1932)] III-4-4
broeksriem riem: hai hēl zīn boeks ŏp mĭt ənə lairən rēm (Pey) Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broer broer: broor (Pey, ... ), brōr (Pey), bróór (Pey, ... ) broeder [DC 05 (1937)] || broer [DC 03 (1934)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn zusteer twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2