e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q175p plaats=Riemst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitgaanskleren `s zondagse kleren: sondesse kléijer (Riemst), goede kleren: goei kléijer (Riemst) Uitgaanskleren. De kleren die men draagt als men uitgaat. [N 114 (2002)] III-1-3
uitkomen uitkomen: ū.tkuǫ.mǝ (Riemst) Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17] I-4
uitmaken wie mag beginnen tellen: Of ze roepen ook: jèùts mig.  ver zalle jèùts telle (Riemst) Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)] III-3-2
uitnodigen voor een begrafenis doodsbrief schrijven: doodsbrief sjreeve (Riemst), roepen: roepen (Riemst) uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)] III-3-1
uitspannen uitspannen: ū.tspanǝ (Riemst) Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10
uitwijken overhouden: yø̜.vǝrhā.tǝ (Riemst) Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
vaars rind: rē.nt (Riemst), vaars: vi̯as (Riemst) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vagina, geslachtsorgaan van de merrie lijf: lē.f (Riemst) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9
vals spelen foetelen: foêtele (Riemst) vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken] [N 112 (2006)] III-3-2
valsspeler foetelaar: foetelêr (Riemst) iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak] [N 112 (2006)] III-3-2