e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L427p plaats=Obbicht

Overzicht

Gevonden: 2561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bekvechten stechelen: steggele(n) (Obbicht) redetwisten [SGV (1914)] III-3-1
beloken pasen gebroken pasen: gebrōke Poasje (Obbicht) beloken Paschen [SGV (1914)] III-3-3
bemesten mesten: męstǝ (Obbicht) De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.] I-1
benauwd en vochtig weer bedompt (weer): bedömt (Obbicht), benauwd (weer): benaoet (Obbicht), drukkend (weer): drūkkend (Obbicht), moddelwarm: moddelwerm (Obbicht, ... ), (Komt niet attributief voor).  ⁄t is moddelwerm (Obbicht) warm, benauwd en vochtig weer (in de zomer) [bederfelijk, voos, smoel, zoel, zuul, broejerig, luimerig, mottig, moddelwarm, zomig] [N 22 (1963)] || zwoele [een ~ dag] [SGV (1914)] III-4-4
benen (spotnamen) knoken: knèùk (Obbicht), sjtevige knèùk (Obbicht), stokken: sjtekke (Obbicht, ... ), stompels: sjtompele (Obbicht) benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)] || benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] || benen: spotbenamingen [billewaage, pikkels, stekken] [N 10 (1961)] III-1-1
bepleisteren pleisteren: plī.stǝrǝ (Obbicht) De gevlochten vulling van een vak of wand met leemspecie bestrijken. In L 320a gebeurde het 'bezetten' met leem, kalk en haren die door de kapper bijeengespaard waren. Het aanbrengen van de leem werd in Q 121 door de 'leemklener' ('lēmklęǝnǝr') gedaan, in Q 96a en Q 96c door de 'plakker' ('pl'kǝr'). Zie voor het woordtype '(be)klenen' ook RhWb IV, kol. 705 s.v. 'klennen ii': ø̄Lehm in die Gefachwand schmieren, plästern.ø̄ Het woordtype 'spervelen' (Q 30) is een afleiding van het woord 'spervel', de benaming voor een rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat dat wordt gebruikt bij het bepleisteren van muren. Zie ook het lemma 'Speciebord'. [S 21; L 1a-m; N 4A, 53h; N F, 56d; N 31, 45c; monogr.] II-9
beredderen in orde brengen: in orde bringe (Obbicht) beredderen [SGV (1914)] III-1-4
berkenbezem berkenbezem: birkebéssem (Obbicht) bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)] III-2-1
bestelde mis bestelde mis: bestèlde mès (Obbicht, ... ) Een bestelde H. Mis. [N 96B (1989)] || Een mis die gelezen wordt op verzoek van de gelovigen. [N 96B (1989)] III-3-3
bestendig weer vast (weer): vas waer (Obbicht), vas wair (Obbicht), ⁄t is a waer zou vas wie ⁄n eikel (Obbicht), weer wie een bijs: correct overgenomen  ⁄t is waer wie e beise (Obbicht) bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] III-4-4