e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

Gevonden: 3341
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
balzak zak: zak (Meerssen) balzak, scrotum [zak, beurs] [N 10c (1995)] III-1-1
band reep: ręjp (Meerssen) In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.] II-12
bandelier van de suisse band: band (Meerssen) De bandelier van de suisse waarop de woorden: Eerbied in Gods huis. [N 96B (1989)] III-3-3
bandiet bandiet: bandiet (Meerssen) bandiet [SGV (1914)] III-3-1
bandje om de kraag vast te zetten lommel: lummel (Meerssen) het bandje op de kraag dat diende om deze eventueel vast te zetten (lummel?) [N 59 (1973)] III-1-3
bandje over de mouw aan de onderkant lommel: lummel (Meerssen) een bandje over de mouw aan de onderkant (pat?) [N 59 (1973)] III-1-3
bandschort met borststuk helpenscholk: helpescholk (Meerssen) schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)] III-1-3
bangerik angstpik: enne angspik (Meerssen), schijthuis: e schie:thoe:s (Meerssen), e schie‧thoe‧s (Meerssen), ə sjīēthoes (Meerssen) bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)] III-1-4
baret baret (<fr.): baret (Meerssen) baret [flat, floets] [N 25 (1964)] III-1-3
barrevoets barvoets: bērves (Meerssen), op blote voeten: up blo.ətə vø:t (Meerssen) barrevoets [SGV (1914)] || blootvoets [RND] III-1-3