e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

Gevonden: 3341
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bevallen een kind het leven schenken: e kind het leve sjinke (Meerssen) levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)] III-2-2
bevel commando: kemmando (Meerssen), commando (<port.): kemmando (Meerssen) bevel [SGV (1914)] III-1-4, III-3-1
bewolkte lucht betrokken lucht: dĕ loch, den hemel is bĕtrokkĕ, dĕ zuus gein schtarre (Meerssen), bewolkte lucht: de loch, de hemel is bewolk, de zuus gein starre (Meerssen) Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)] III-4-4
bewusteloos bewusteloos: bewusteloos (Meerssen) Wilt u het volgende zinnetje aanvullen: hij kreeg zon harde klap, hij viel ... neer. (buiten bewustzijn) [DC 60 (1985)] III-1-2
bezem bezem: beͅsəm (Meerssen), bɛsəm (Meerssen), Zie tekening links?  bessem (Meerssen), Zie tekening: 1 (links)  bēssĕm (Meerssen), Zie tekening: 1 en 2 (links en midden)  bessem (Meerssen, ... ), Zie tekening: a (links)  bessem (Meerssen), keerborstel: Zie tekening rechts?  kèrbeursjtel (Meerssen), Zie tekening: 3 (rechts)  kèrbeurstel (Meerssen, ... ), stalborstel: Zie tekening: 3 (rechts)  schtalbeurschtĕl (Meerssen) bezem [RND], [SGV (1914)] || bezem (soorten) [DC 15 (1947)] III-2-1
bezemsteel steel: štēl (Meerssen) bezemsteel [RND] III-2-1
bezoek bezoek: bezeuk (Meerssen) bezoek [SGV (1914)] III-3-1
bibberen beven: bêve (Meerssen), razelen: raazele (Meerssen), rijderen: riejere (Meerssen), rīējere (Meerssen) beven [rijde, ridde, riere, rijgele, rijere] [N 10a (1961)] || bibberen, bibberen [SGV (1914)] III-1-2
biddag bededag: bèjdaag (Meerssen) Een dag van aanbidding van het Allerheiligste in de loop van het jaar, per parochie verschillend [biddag, bèèjdaag?]. [N 96B (1989)] III-3-3
bidden beden: bèèje (Meerssen), ps. boven de ê staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  bêje (Meerssen) bidden [SGV (1914)] || Bidden, beden, zich beden [bidde, bèèje, zich bèèje, zich bèëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3