e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

Gevonden: 5750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aftuigen onthamen: onthǭmǝ (Tongeren), ontzadelen: ont˲zǫi̯lǝ (Tongeren) Het paard van het trektuig ontdoen door de verschillende delen van het paardetuig los te gespen en af te nemen. [JG 1b; N 8, 97b] I-10
afwas afwas: ôofwas (Tongeren), Veul mans hêl¯¯pën hùn vròu mèt dën ôofwas  ôofwas (Tongeren) afwas || vaat III-2-1
afwassen afwassen: ôofwassë (Tongeren) afwassen III-2-1
afwasteil, afwasbak afwasbak: ōͅfwasbak (Tongeren), ōͅfwas˂ba̞k (Tongeren) bak waarin men afwast [N 20 (zj)] III-2-1
afwaswater afwaswater: ôofwaswoi̯ttër (Tongeren), schotelwater: sjùttëlwoi̯ttër (Tongeren), sjùttëlwô’ttër (Tongeren) Hoe noemt u in uw dialect het water waarin men de vaat doet/gedaan heeft? [N105 (2000)] || water van de vaat III-2-1
afwateringsbeek moedersloot: mōjǝrslø̄.t (Tongeren), mōjǝrslō.t (Tongeren), oude jeker: āwǝn ēkǝr (Tongeren), āǝ je.kǝr (Tongeren) Beek waarlangs het water kan worden omgeleid wanneer de molenaar herstellingswerkzaamheden moet uitvoeren aan het molenwerk. Het hydroniem oude Jeker (Q 162) is volgens Coenen (pag. 58) terug te voeren op het feit dat de Jeker in Tongeren verschillende armen had. Als de molenaars reparaties uit te voeren hadden, dan werden de hoogstgelegen sluizen -namelijk die waar de Jeker de stad binnenkomt- dichtgedraaid zodat het water via de ɛoude Jekerɛ een grote bocht langs de stad maakte en pas achter de molen van de Blaar weer in de jongere bedding terug liep.' [Jan 97; Coe 51; Grof 38] II-3
afwisselen bij het broeden op toer broeden: toer op toer broeien (Tongeren) Hoe heet verder: afwisselen bij het broeden? [N 93 (1983)] III-3-2
agnus dei agnus dei: t anjoes dèji (Tongeren) Het (vaste) misgezang dat na het Onze Vader wordt gezongen, het Agnus Dei. [N 96B (1989)] III-3-3
akelei klokjes: [Aquilegia vulgaris]  klùkskës (Tongeren) akelei III-4-3
akker akker: akǝr (Tongeren), landje: lē̜ntšǝ (Tongeren), perceeltje: pǝrsęlkǝ (Tongeren), stuk: støk (Tongeren) Met het begrip ɛakkerɛ wordt in dit lemma bedoeld een bepaald begrensd stuk akkerland of bouwland. Veel respondenten uit Belgisch Limburg beschouwen perceel als een notariswoord. De woordtypen tarweland, haverland, bietenland, korenveld en koren duiden op een stuk land waarop een bepaald gewas wordt verbouwd.' [N 27, 2a; N 11, 1b; A 11, 4; A 3, 40; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 11b; L 19b, 1a; Vld.; monogr.] I-8