e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q009p plaats=Maasmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
solderen solderen: sǫldē̜rǝ (Maasmechelen) Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.] II-11
soorten patronen of dessins bloempje: blø̄mkǝ (Maasmechelen), blokje: blø̜kskǝ (Maasmechelen), (mv)  blø̜kskǝs (Maasmechelen), bolletje: bø̜lkǝ (Maasmechelen), ruit: (mv)  ruǝtǝ (Maasmechelen), rūtǝ (Maasmechelen), ruitje: (mv)  rȳtjǝs (Maasmechelen), strijpje: stripkǝ (Maasmechelen), (mv)  strīpkǝs (Maasmechelen) Diverse patronen of motieven in de stof. [N 62, 74b; MW] II-7
soortige koe goed model: gōt mōdɛl (Maasmechelen), goed soort: gōt sōrt (Maasmechelen), schone koe: šun kǭ (Maasmechelen) Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140] I-11
sorteermachine sorteermachine: sǫrtērmǝšin (Maasmechelen) Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32] I-5
sorteren met de hand omrapen: ømrāpǝ (Maasmechelen), uitzoeken: utzø̄kǝ (Maasmechelen) Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.] I-5
sorteren met de machine zeven: zē̜vǝ (Maasmechelen) Zie de toelichtingen bij de lemmaɛs Sorteren Met De Hand en Sorteermachine. [N 12, 33] I-5
spaak gekloven speek: gǝklǫvǝ spē̜i̯k (Maasmechelen), gezaagde speek: gǝzēx˱dǝ spē̜i̯k (Maasmechelen), speek: spęi̯k (Maasmechelen), speken: spęi̯.kǝ (Maasmechelen) Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.] I-13
spade, spitschop graafschup: grāf[schup] (Maasmechelen), schup: šø̜p (Maasmechelen), spade: spāi̯ (Maasmechelen  [(om in zware grond te spitten)]  ) Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.] I-1
spanhout rolhout: rǫlhǫwt (Maasmechelen), rǫlǫwt (Maasmechelen) Het hout dat meer specifiek gebruikt wordt om het dichtklappen van het dier te voorkomen. Men steekt het hout achter de achillespezen van de achterste poten, vaak voorzien van inkepingen, waarin dan de pezen worden geschoven, zodat deze niet weg kunnen. Overeenkomst van betekenis met het begrip "slachthout" is duidelijk zodat voor nogal wat respondenten de begrippen "slachthout" en "spanhout" samenvallen. De informant van P 50 merkt op, dat er gaten in deze balk zitten waardoor een spie steekt. Aldus kan het spanstuk voor twee doeleinden gebruikt worden. Zie ook het lemma ''slachthout''. [N 28, 64; N 28, 65; N 28, 68] II-1
spanstokje draaier: dręjǝr (Maasmechelen), treklepper: tręklɛpǝr (Maasmechelen) Stok of paaltje in de afrasteringsdraad waarmee men die draad spant. [N 14, 65] I-8