e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q278p plaats=Welkenraedt

Overzicht

Gevonden: 1023
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dolle kervel scheerling: scherling (Welkenraedt), šērleŋ (Welkenraedt), wilde kervel: welǝ kęrvǝl (Welkenraedt) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || scheerling [ZND 06 (1924)] I-5, III-4-3
dompelen in het water soppen: ps. letterlijk overgenomen.  in ḍe water sŏppe (Welkenraedt, ... ), soppen: in de water sŏppe (Welkenraedt) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderen donderen: dondere (Welkenraedt, ... ), du̞ndərə (Welkenraedt, ... ) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donderx donder: donder (Welkenraedt, ... ), du̞ndər (Welkenraedt, ... ) donder [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donker, duisterx duister: dūster (Welkenraedt), dy(3)̄stər (Welkenraedt) (`t is hier) donker [ZND 23 (1937)] III-4-4
dood (bn.) dood: dôêt (Welkenraedt) dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
dood (zelfst.nw.) dood: 1a-m; 23, 21  doed (Welkenraedt), dôet (Welkenraedt) dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)] III-2-2
doof doof: hej is zoo doof wie en ŭll (Welkenraedt), hej is zoo doof wie en vésch (Welkenraedt), ə is əzuə dōf wi ən yl (Welkenraedt) hij is zo doof als... (vertaal en vul aan) [ZND 23 (1937)] III-1-1
dooier (het) dool: dǭl (Welkenraedt), eierdool: eǝrdǭl (Welkenraedt), ęi̯ǝrdō√íl (Welkenraedt) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doopjurkje doopmantel: do:pma.ntəl (Welkenraedt) doopkleed [RND] III-3-3