e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P121p plaats=Ulbeek

Overzicht

Gevonden: 1870
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boomgaard fruitwei: freutwee (Ulbeek), frø̄t[wei} (Ulbeek) boomgaard [ZND 22 (1936)] I-7
boomwagen uts: øts (Ulbeek), veer: vɛr (Ulbeek) Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13
boon, algemeen boon: bun (Ulbeek) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
boot(je) boot(je): bootje (Ulbeek) een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)] III-3-1
bord telloor: teͅlø&#x0304r (Ulbeek), təlø&#x0304r (Ulbeek) bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] III-2-1
borg blijven borg blijven: burg blijven ver imand (Ulbeek), be-rug: zoals in het  be-rug blijven vo-er iman (Ulbeek) Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)] III-3-1
borst borst: bǭ.s (Ulbeek) Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2] I-9
borstkas borst: ich hep inne kaa op de bo-os (Ulbeek), ik heb eene ka op de bo...s (Ulbeek) Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-1
borsttuig gareel: grięl (Ulbeek) Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51] I-10
bos bos: bø̄š (Ulbeek), bø̜š (Ulbeek), bōs (Ulbeek) Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8