e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P121p plaats=Ulbeek

Overzicht

Gevonden: 1870
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bezoeken bezoeken: bezukken (Ulbeek) Kom mij eens bezoeken. [ZND 21 (1936)] III-3-1
bibberen rijderen: rujeren (Ulbeek) beven, bibberen [ZND 21 (1936)] III-1-2
bidden beden: djie moe-it bi-jen (Ulbeek) Ge moet bidden (in de kerk). [ZND 21 (1936)] III-3-3
biechten (gaan) zich te biechte gaan: vije goen o-os te biegten (Ulbeek) We gaan biechten, of ... ons biechten, of ... te biechte (welke uitdrukking is hiervoor gebruikelijk?). [ZND 21 (1936)] III-3-3
bieden bieden: biejen (Ulbeek) bieden [ZND 21 (1936)] III-3-1
bier bier: bieər (Ulbeek), verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) ook ZND 22 vr. 27a  bier (Ulbeek), bieər (Ulbeek) bier [ZND 06 (1924)], [ZND 27 (1938)] III-2-3
bieslook look: loek (Ulbeek), sjarlottenpijpje: sjarlotte pepke (Ulbeek) [ZND 34 (1940)] I-7
biestmelk biestmelk: bii̯smɛ.lǝk (Ulbeek) De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.] I-11
bietenloof, bladerkroon bietenblader: bētǝblǭr (Ulbeek), bietenkruid: bētǝkrǫu̯t (Ulbeek) De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48] I-5
bietenplantjes uitdunnen kappen: kapǝ (Ulbeek) Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2] I-5