18670 |
zondagse kleren |
`s zondagse kleren:
sondigse kléjer (L297p Belfeld)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23339 |
zonde |
zonde:
zung (L297p Belfeld)
|
zonde [SGV (1914)]
III-3-3
|
23340 |
zonden |
zonden:
zung (L297p Belfeld)
|
zonden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
28991 |
zoom |
zoom:
zǫwm (L297p Belfeld)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
20189 |
zoon |
zoon:
zoon (L297p Belfeld)
|
zoon [SGV (1914)]
III-2-2
|
20826 |
zout |
zout:
sāt (L297p Belfeld)
|
zout [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
29913 |
zout in het vuur gooien |
zouten:
zātǝ (L297p Belfeld)
|
Bij de fabricage van gresbuizen wordt een kleisoort gebruikt die bij hogere temperatuur bakt dan rivier- en zeeklei. Wanneer de buizen gebakken zijn, wordt door de controlegaten keukenzout in de oven gebracht dat bij deze hogere temperatuur ontleed wordt in natrium en chloor. Het chloor ontwijkt als gas en het natrium gaat een verbinding aan met het buitenste kleilaagje. Na afkoeling ontstaat op deze wijze op de buiswanden een glasachtig oppervlak, de zgn. ɛglazuurlaagɛ.' [monogr.]
II-8
|
19222 |
zuchten |
zuchten:
zuchte (L297p Belfeld)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
21072 |
zuigen |
zuigen:
suuge (L297p Belfeld)
|
zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
21324 |
zuinig |
zuinig:
zunig (L297p Belfeld)
|
zuinig [SGV (1914)]
III-3-1
|