e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gemmenich

Overzicht

Gevonden: 787

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achteruittrappen stampen: štampǝ (Gemmenich) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) pony: ne ponni (Gemmenich) haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)] III-1-1
afloeren, bespieden uitspinzen: oetspinse (Gemmenich) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
afwasteil, afwasbak wasbak: weischbak (Gemmenich) afwasbak [N 07 (1961)] III-2-1
allerheiligen allerheiligen: Allerheeleje (Gemmenich) Allerheiligen. [N 06 (1960)] III-3-3
allerzielen allerzielen: Allerziele (Gemmenich) Allerzielen. [N 06 (1960)] III-3-3
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) nelke (d.): -  nelke (Gemmenich), oeillet: -  oeuillet (Gemmenich) tuinanjer III-2-1
appelvink kernbijter: käenbieter (Gemmenich) appelvink (18 grote snavel, kort staartje; grote vogel; zeer schuw; zeldzaam; vreet vruchtenpitten; roep [ptik] [N 09 (1961)] III-4-1
aprilgek aprilsgek: Man fragt z.B. wat has-te doo vör en vläk op jen boks?; wenn der Gefragte dan hinschaut, nennt man ihn apreelsjäk (dt.: jmdn in den April schicken vgl. aucht majkoov.  a`prē.lsjɛ.k (Gemmenich), meikalf?: Seltener als apreelsjäk.  `maj.kōͅ.f (Gemmenich) Apreelsjäk: Jmdn, der sich am 1. April mit einer Spasshaften Frage oder Anspielung fangen lässt. || Majkoov: Scherzh. Bez. f. jmdn, der sich am 1. Mai mit einer spasshaften Frage oder Anspielung fangen lässt. III-3-2
armvol armvol: hęrvǝl (Gemmenich), nen hervel höj (Gemmenich) armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] I-4, III-4-4