e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q094p plaats=Hees

Overzicht

Gevonden: 1269
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draagriem hulp: hø̜lǝp (Hees), karhulp: kē̜rhę.lǝp (Hees) Riem die op het lagere middengedeelte van het schoftzadel wordt gelegd en die twee lussen bevat die de berries van de kar ophouden. [JG 1b, 1c, 2a, 2b; N 13, 70] I-10
draaien draaien: drēͅə (Hees) draaien [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
draaiende karnton draaivat: drāi̯vat (Hees), drɛvǭt (Hees) De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.] I-11
drachtige merrie vol: vǫ.l (Hees), volle meer: vǫl mē̜r (Hees) De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a] I-9
draden of randen van peulvruchten vamen: vēͅ.m (Hees) [Goossens 1b (1960)] I-7
dragen dragen: drōgə (Hees) dragen [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
draven draven: drǭvǝ (Hees) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
dreef dreef: drèf (Hees) een lange dreef [ZND 23 (1937)] III-3-1
driftig giftig: giftig (Hees) driftig [ZND 23 (1937)] III-1-4
driftig lopen koersen: koerse (Hees) lopen: driftig lopen [op ne staog loope] [N 10 (1961)] III-1-2