e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q278p plaats=Welkenraedt

Overzicht

Gevonden: 1023
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
druppel drup: drup (Welkenraedt, ... ) druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
druppen, druppelen druppen: drŭppe (Welkenraedt, ... ) druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)] III-4-4
duif (alg.) duif: de doef is tam, en tam doef (Welkenraedt), douf (Welkenraedt, ... ) Duif. [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)] || Een doffer (mannelijke duif). [ZND 01u (1924)] || Een duivinne (vrouwelijke duif). [ZND 01u (1924)] || Tam, mak. "Die duif is tam, een tamme duif. [ZND 07 (1924)] III-3-2
duif, algemeen duif: douf (Welkenraedt, ... ) duif [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)] III-4-1
duivel duivel: duvel (Welkenraedt), duvəl (Welkenraedt), dy(3)̄vəl (Welkenraedt), satan: satan (Welkenraedt), satān (Welkenraedt), zwarte, een ~: šwatə (Welkenraedt), zwatte (Welkenraedt), zwattə (Welkenraedt) De duivel (volksnamen). [ZND 01u (1924)] III-3-3
duivenhok duivenhok: douvehouk (Welkenraedt), dǫu̯vǝhǫu̯k (Welkenraedt) Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivenslag duivenslag: douveslag (Welkenraedt), duvǝšlāx (Welkenraedt) Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif duif: douf (Welkenraedt), wijfje: wiefke (Welkenraedt) duif, wijfje [ZND 18 (1935)] III-4-1
duizelig schwindlig (du.): schwéndelich (Welkenraedt) hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] III-1-2
durven dorren: dø͂ͅrə (Welkenraedt) durven [ZND 25 (1937)] III-1-4