e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L381p plaats=Echt

Overzicht

Gevonden: 1376
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dempig dempetig: dɛmpǝtex (Echt) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
den den: den (stoott.) (Echt), spangenboom: sjpange is dennennaald  spangeboum (Echt) denneboom III-4-3
dennenappel dennenknop: denneknup (Echt) dennenappel III-4-3
dennenhars wierook: wierouk (sleept.) (Echt) denneboomhars III-4-3
dennennaalden spangen: spang (Echt) dennennald III-4-3
dennenwortel knaar: knwäör (Echt) wortel vd den III-4-3
deur deur: dø̜̄r (Echt) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
deurkruk, deurklink klink: kleŋk (Echt) Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.] II-9
deuropening ovendeur: ǭvǝdø̄̄r (Echt) Opening in de wand waardoor de produkten in en uit de kamers van de vlamoven gedragen werden. [monogr.] II-8
diarree aan de/het schijt: ān dǝ sxīt (Echt), schijt: šīt (Echt) Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Te dunne ontlasting, buikloop. [N 76, 51a; N 76, 51b] I-11, I-12