e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

Gevonden: 3008
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bijten bijten: 1a-m  bieten (Opoeteren), bieəten (Opoeteren) bijten [ZND 21 (1936)] III-2-3
bil bil: bel (Opoeteren) Zie afbeelding 2.38. [JG 1b, 1c; N 8, 32.3, 32.9, 32.10 en 32.11] I-9
binnenbeer binnenbeer: bęnǝbīǝr (Opoeteren) Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.] I-12
binnenplaats achteruit: De keiner spèèldzjen oppen drees en oppen achterût  achterût (Opoeteren), cour (fr.): kuur (Opoeteren) binnenplaats || de binnenkoer III-2-1
bisschop bisschop: bisjop (Opoeteren) Een bisschop [busschop, biskop, bissjep]. [N 96D (1989)] III-3-3
bit gebit: gǝbē.t (Opoeteren), stang: staŋ (Opoeteren) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bits kort afgebeten: kort afgebieten (Opoeteren, ... ) Hoe zegt ge << hij is nogal bits, scherp, prikachtig>> in zijn manier van spreken. [ZND 40 (1942)] III-1-4, III-3-1
blaar blaar: blaër (Opoeteren, ... ), blaër van t luipen (Opoeteren), blōr (Opoeteren) blaar [ZND A2 (1940sq)] || een blaar (wanneer men zich heeft verbrandt) [ZND 32 (1939)] || een blaar in de handen door het vasthouden van een werktuig, bv. een hamer [ZND 32 (1939)] || een blaar onder de voeten, door het gaan veroorzaakt [ZND 32 (1939)] III-1-2
blaasbalg van het orgel blaasbalg: blaosbaak (Opoeteren) De blaasbalg van het orgel. [N 96B (1989)] III-3-3
blad (alg.) blaadje (dim.): blèèdsje (Opoeteren), blad: blaad (Opoeteren) blad ve boom || blad ve boom, dim. III-4-3