e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099* plaats=Rothem

Overzicht

Gevonden: 2244
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brede buikriem onderhelp: onderhelp (Rothem) Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73] I-10
brede tanden brede tanden: brɛi̯ tan (Rothem) Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c] I-11
breed scherpen rijker maken: rīkǝr mākǝ (Rothem) De stenen zō scherpen dat de groeven breed worden. [N O, 34b] II-3
breeddorser damper: dāmpǝr (Rothem), dampmachine: dāmpmɛšin (Rothem) Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
breekhamer plaveiershamer: plǝvęjǝrshāmǝr (Rothem) Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de breekhamer heeft doorgaans een dik vierkant uiteinde en een verticale, spits toelopende staart waarmee gekapt wordt. Zie ook afb. 11. [N 30, 18a] II-9
breekijzer breekijzer: brēk˱īzǝr (Rothem) Vierkante, naar onderen plat uitgesmede beitel van staal of van gehard of verstaald ijzer die dient voor het slopen van hout- of metselwerk. Voor zwaar sloopwerk zijn er ook ronde uitvoeringen van dit werktuig, 70 tot 80 cm lang, met plat uitgesmeed einde. Zie voor een afbeelding van het breekijzer ook Wld ii.9, pag. 17, lemma "steenbeitel". [N 33, 114; N 53, 43a] II-11
breken van leem- of koffiebanken ondergrond losmaken: ōndǝrgrōnt losmākǝ (Rothem) Het breken van leembanken of de donkerbruine, harde laag in zandige grond, de koffiebank genaamd. Dit deed men met een schop, een hak of een bepaald soort ploeg. [N 27, 13a; N 27, 13b] I-8
breken, snijden grof malen: grōf mālǝ (Rothem) De bewerking die de graankorrel ondergaat op het snijvlak van de molensteen. Zie ook het lemma ɛbreken, plettenɛ. Het betreft daar het grof malen van haver met behulp van de haverpletter.' [N O, 36c; Vds 189] II-3
breukhengst gebroken hengst: gǝbrōkǝ heŋs (Rothem), lang gesnoden hengst: laŋk gǝsnōi̯ǝ heŋs (Rothem) Een hengst waarbij door het castreren een darmuitstulping optreedt. [N 8, 61c] I-9
briesen bruisen: bružǝ (Rothem) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9