e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

Gevonden: 2572
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zeven ziften: zeftə (Blitterswijck), zijen: zei̯ə (Blitterswijck) zeven van droge stof || zeven van vloeistoffen III-2-1
zeven met de handzeef ziften: zeftǝ (Blitterswijck) Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.] I-4
zich bemoeien met moeien: moeie (Blitterswijck) bemoeien [SGV (1914)] III-3-1
zich inbeelden zich inbeelden: zich ie-bil-de (Blitterswijck) inbeelden, zich [SGV (1914)] III-1-4
zicht zicht: zēxt (Blitterswijck) Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51] I-4
ziek ziek: zīēk (Blitterswijck) ziek [SGV (1914)] III-1-2
ziekte ziekte: ziĕkte (Blitterswijck) ziekte [SGV (1914)] III-1-2
ziel ziel: zīēl (Blitterswijck) ziel [SGV (1914)] III-3-3
zien, kijken kijken: kie-ke (Blitterswijck), zien: ziĕn (Blitterswijck), zīn (Blitterswijck) kijken [SGV (1914)] || zien [RND], [SGV (1914)] III-1-1
zijaltaar zijaltaar: zijaltaor (Blitterswijck) Op het priesterkoor [zijaltaar?]. [N 96A (1989)] III-3-3