e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

Gevonden: 2572
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zolen onder de klomp slaan klompen hogen: klompǝ hyǝgǝ (Blitterswijck) De zool van de klomp van zoolbeslag voorzien om de levensduur van de klomp te verlengen. Zie ook het volgende lemma. In Venray (L 210) werden ook klompen die deels al een versleten loopvlak hadden van oude stukken leer of rubber voorzien. [N 24, 71, add.; monogr.] II-12
zomen zomen: zø̄ǝmǝ (Blitterswijck) Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.] II-7
zomerverblijf schaap(s)stal: sxǭpsstal (Blitterswijck) [N 78, 25; monogr.] I-12
zonde zonde: zund (Blitterswijck) zonde [SGV (1914)] III-3-3
zonden zonden: zund (Blitterswijck) zonden (mv.) [SGV (1914)] III-3-3
zonder voor spitten omsmijten: ømsmitǝ (Blitterswijck) Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.] I-1
zoolbeslag hoogsel: hø̜xsǝl (Blitterswijck) Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.] II-12
zoom zoom: zø̄ǝm (Blitterswijck) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoon jong: jong (Blitterswijck), zoon: zo-an (Blitterswijck) zoon [SGV (1914)] III-2-2
zout zout: zālt (Blitterswijck) zout III-2-3