e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholtz

Overzicht

Gevonden: 2628
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zool van een schoen zool: zoal (Bocholtz) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoon jong: jong (Bocholtz) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] III-2-2
zout zout: zōts (Bocholtz) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zuchten zuchten: zuchs (Bocholtz), zuute (Bocholtz) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen zuigen: soege (Bocholtz), zoege (Bocholtz) zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3
zure oprisping zuurbranden, het -: soerbrenne (Bocholtz), t soerbrenne (Bocholtz), zoerbrenne (Bocholtz, ... ) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuring, groente zuurmoes: zoermos (Bocholtz) Zuring die als groente wordt gekweekt [N 14 (1962)] I-7
zuster begijn: bejing (Bocholtz), schwester (du.): sjwestər (Bocholtz), zuster: zustər (Bocholtz) Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] III-2-2, III-3-3
zuurdeeg zuurdesem: zurdēsǝm (Bocholtz) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1
zuurdesem zuurdesem: Syst. Veldeke  zoerdeesem (Bocholtz) Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)] III-2-3