e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289b plaats=Leuken

Overzicht

Gevonden: 2725
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boordmes opsnijmesje: ǫpsnejmɛskǝ (Leuken) Klompenmakersmes met ongeveer de vorm van een scheermes, dat wordt gebruikt om de scherpe kant aan de binnenrand van de klompopening af te snijden. Het wordt vaak gemaakt uit een oud, opvouwbaar scheermes. Zie ook afb. 250. [N 97, 125; A 29a, 15a-c; monogr.] II-12
boos kwaad: kwaot (Leuken), narrig: narrig (Leuken), spoors: spuûrs (Leuken) boos || boos, kortaf || kwaad, boos III-1-4
bord telloor: təly(3)̄r (Leuken) etensbord III-2-1
bordenrek, schotelrek potrek: \"e\"als in franse père.  potrek (Leuken) rekje aan de wand waarop bordjes of sierbordjes worden geplaatst (teerekske) [N 20 (zj)] III-2-1
borrel drupje: Gaef mich nog mer e dröpke  dröpke (Leuken), holapietje: Uitsluitend verklw. Woord is ontstaan in café waar de kastelein Piet steeds ¯t borrelglaasje tot aan de rand vulde en de klant riep Hola Pietje, bang dat hij er overheen goot  hoolaapietje (Leuken), krawouwer: Woord ontstaan op de "schaerbânk"(bijeenkomst bij de kapper)  krawouwer (Leuken) borreltje || borreltje tot de rand gevuld zelf met een kop er bovenop III-2-3
borrelglaasje borreltje: borreltje (Leuken) jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)] III-2-1
borstnet borstnetje: bǫrstnętjǝ (Leuken) Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b] I-10
borstriem trekriem: trękrēm (Leuken) Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52] I-10
borsttuig borstgetuig: bǫrst˲gǝtȳx (Leuken) Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51] I-10
borstwering borstwering: bǫrstwēreŋ (Leuken), valplank: valplaŋk (Leuken) Het 70 tot 100 cm hoge, gemetselde bovenstuk tussen zoldervloer en dak. Zie ook afb. 49a. [N 31, 34e; N 54, 155] || Leuning in de vorm van een plank die op ongeveer 1 meter hoogte boven de steigervloer aan de binnenkant van de staanders wordt bevestigd. Zie ook afb. 18. [N 32, 3f; monogr.] II-9