25129 |
droogte |
droogte:
dreugte (Q175p Riemst)
|
droogte [ZND 33 (1940)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
tros wijndruiven:
tros weendroeve (Q175p Riemst)
|
[ZND 33 (1940)]
I-7
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
Pl. [do:.ve]
doͅuf (Q175p Riemst)
|
Duif. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22787 |
duiken |
duikelen:
ü of oe?
int waoter dukelen (Q175p Riemst)
|
In het water duiken. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
21965 |
duivenhok |
duifhuis:
dō.vǝs (Q175p Riemst),
duives:
dō.vəs (Q175p Riemst)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
val:
và:.l (Q175p Riemst),
vā.l (Q175p Riemst)
|
Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6, III-3-2
|
19310 |
durven |
dorren:
derre (Q175p Riemst)
|
durven [ZND 25 (1937)]
III-1-4
|
19504 |
dweil |
dweil:
dwèèi̯l (Q175p Riemst)
|
Hoe heet de doek uit grof linnen waarmee vocht van de vloer wordt opgenomen ? [ZND 48 (1954)]
III-2-1
|
34532 |
een ei |
ei:
ęi̯ (Q175p Riemst),
ęi̯. (Q175p Riemst)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
22780 |
een kring op de grond trekken |
ring (zn.):
ne rienk (Q175p Riemst)
|
Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|