e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bos

Overzicht

Gevonden: 38

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oksaal doksaal: e schoeën toksaal (Bos), oksaal: e schoeën oksaol (Bos) Een schoon (d)oksaal (waar het orgel zich bevindt in de kerk). [ZND 39 (1942)] III-3-3
ontbijtkoek, peperkoek peperkoek: pêperkoek (Bos) peperkoek [ZND 40 (1942)] III-2-3
onvruchtbare koe muntige koe: mø̄ntegǝ kōi̯ (Bos) In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C] I-11
paardebloem kruidkoekbloem: -  kruidkoekbloem (Bos) paardebloem III-4-3
paardekrib paardekrib: pē̜ ̞rkrøp (Bos) De drink- en voerbak die vóór de paarden langs loopt, op een hoogte van ongeveer een meter. Het voer in de krib is meestal vrij fijn (haver, haksel). Zie ook het lemma "vaste voer- en drinkbak" (2.2.15). [N 5A, 59a en 59b; L 28, 52; L 42, 3; monogr.] I-6
palmboompje palmenboompje: verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041  palmebumke (Bos) palmboompje [ZND 15 (1930)] III-4-3
pennenhouder pennensteel: pennestiel (Bos) pennenhouder [ZND 40 (1942)] III-3-1
piekeren dubben: he zat douwe altijd te dubben (Bos) hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)] III-1-4
plooi plooi: plōj (Bos), plūj (Bos) Elk van de rimpels of golfachtige vormen die in een weefsel ontstaan, wanneer zij op korte afstanden in tegengestelde richting omgeslagen worden. Zie voor diverse soorten plooien afb. 45. [N 62, 12c; N 62, 12b; L 40, 50; Gi 1.IV, 35; MW; monogr.] II-7
pruim pruim: prajm (Bos) [ZND 34 (1940)] I-7