e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gerdingen

Overzicht

Gevonden: 508

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bed bed: beͅt (Gerdingen) bed [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
bedelen schooien: langs de huizen gaan bedelen  sjuuen (Gerdingen) kent ge het woord schooien ? (uitspraak + betekenis) [ZND 42 (1943)] III-3-1
been been: bejn (Gerdingen) been [ZND m] III-1-1
bek muil: mul (Gerdingen) muil [ZND 01 (1922)] III-4-2
berrie berrie: børi (Gerdingen) Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] I-13
bezem bezem: bɛsəm (Gerdingen) bezem [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
bier bier: verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) ook ZND 22 vr. 27a  beer (Gerdingen) bier [ZND 06 (1924)] III-2-3
biezen biesjes: bēskǝs (Gerdingen) Fijne lijntjes die als versiering op het hele rijtuig zijn aangebracht. [N 101, 21] I-13
bijenkorf bijkaar: bējkār (Gerdingen) Korf waar een imker bijen in houdt. Zie ook het lemma ɛbijenkorfɛ in wld II.6, pag. 9-11. Het materiaal uit dit lemma vormt een aanvulling daarop.' [N 40, 102; monogr.] II-12
blad, bladeren van een plant blad: blā.t (Gerdingen), blader: blā.i̯ǝr (Gerdingen) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4